Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/252

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

of trouwe; maar daar uw toestand en betrekking op elkaar juist het tegenbeeld is van dit alles; nu gij vreemdeling zijt in deze landen, van zóó hooge fortuin en afkomst, dat alleen de vurigste hartstocht het verschil tusschen u en haar heeft kunnen effenen, nu zelfs de jaren dus ongelijk zijn, dat ge vader kost wezen van die gij mint; waar uw verleden duister, uwe toekomst niet helder noch verzekerd, en alleen het tegenwoordige het uwe is; nu de vreemdsoortigste en raadselachtigste samenloop van omstandigheden u aan elkander verloofd, met elkander vereenigd heeft; nu ik, op uw verlangen, middelaar was tusschen de ouderen en u; — nu deze jonkvrouw, zij ’t uit vrijen wil, maar toch uit bedwang van minne, het huis harer verwanten heeft verlaten voor u, u gevolgd is, en tot hiertoe met u is samengebleven, nu mag ik mijne vreeze lucht geven, dat een gelijke schok, als die u samenbracht, u even haastelijk zou kunnen scheiden; en dat uwe liefde, verkoud door gewoonte, meer de bezwaren van een nauwen band zal berekenen, dan de plichten die ’t verledene oplegt; en ’t geen geëffend scheen, hindernis zal achten, te groot om overklommen te worden; nu reken ik het mijn plicht, in der ouderen plaats te treden, die hier niet spreken kunnen, en u te zeggen, Mylord Graaf van Derby! of hoe gij u ook anderszins noemen moogt, gij hebt geene keuze meer, dan deze jonkvrouw tot uwe bruid te maken, tot uwe vrouwe te nemen, en ik eisch van u, dat gij u nu, nog dezen dag, eer gij van hier gaat, met haar in ondertrouw laat verbinden; ik zal daaraf bericht zenden naar Utrecht, en het overige zal zich vinden."

»Maar dat is eene zotte tyrannie," riep Fabian, met den voet stampend, »gij spreekt tot mij, als ware ik de verleider van dat kind, en dat is zoo niet; laat zij zelve getuigen…! Laat zij getuigen, of zij ietwes anders van mij wenscht of wacht, dan wat ik haar nu ben," en hij zag om naar Deliana, die zich, uit kiesche bescheidenheid, op eenigen afstand had neergezet, en met