Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/260

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

inwilligde…, met de bedreiging van zijn hoogsten toorn, zoo ik weigerde. Ik was toen juist moeder geworden van een zoon, een zoon, dien hij eerst had erkend, en om wiens wil ik den naam van den vader niet wilde opgeven, hoe hatelijk die mij geworden was. De Graaf liet mij mijn zoon ontschaken, om mij als hij zeide, mijn voorwendsel te ontnemen; en toen ik toch bleef volharden bij mijne weigering, liet hij mij vergif reiken, mijn dood constateeren, eene graftombe welven over mijn hoofd in zijne kapel, eene lijkrede uitspreken, om de wereld te bedriegen, en achtte voor altijd van mij ontslagen te zijn…; maar de engel der wrake wilde het anders, Zoo haast ik de werking van ’t venijn voelde, herkende ik dezelfde hand, die Sheffield had gemoord. Ik kende het tegengift, ik nam het; de worsteling van het moordende middel met het reddende was vreeselijk en moest werkelijk op doodstuipen gelijken. Die rust, die volgde, kon niet dan voor den dood worden gehouden. Een enkelen dienaar, die mij genegen was, had ik mijn angst vertrouwd; hij waakte over mij; de tombe werd niet gesloten: hij ontschaakte mij aan het graf, maar in den deerlijksten toestand: de kracht van het gift had mij de haren van het hoofd doen vallen, en de nagels van de vingeren; de stuiptrekkingen hadden mijn gelaat met voren gegroefd, die mij als plotseling oud maakten; mijn denkvermogen was verward en geen mijner leden mijn wil dienstbaar. Daartoe had Leycester mij gebracht op mijn twintigste jaar! Ik vrage u, of ik met waarheid kon klagen, dat Leycester mijn leven had verwoest en mijne ziel verdorven…?"

Gideon boog het hoofd, met zwijgende toestemming; maar dit bewijs van aandacht scheen haar genoeg te zijn, om voort te gaan.

»Ja, ook mijne ziel," hervatte zij; »want, toen ik door de oppassing van mijn trouwen dienaar weder tot bewustzijn en krachten was teruggekomen, had ik nog slechts ééne gedachte