Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/267

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van de bannelinge kunnen verlichten en uw hart verzachten en ontvankelijk maken voor betere indrukken, gelijk ik u zeide, dat te hopen, toen gij mij als Graaf van Derby uw vertrouwen schonkt. Ik herinner u niet de woorden, die ik toen tot u richtte tot afmaning van wrake; maar mij geheugt, ik sprak u van een Rechter, die de onverzoenlijken de schuld zal toerekenen, en van Christus, die geleerd heeft voor vijanden te bidden… Gij geliet u te luisteren, maar gij hebt niet willen verstaan, of niet willen toepassen."

»En toch is het in die ure geweest, dat ik voor u bewondering en eerbied heb opgevat, als mij nooit eenig wezen heeft afgedwongen," sprak Margaret met iets als verwijt.

»Het is hier niet de vraag van mijn persoon," hernam Gideon koel. »Het is de vraag van de uitwerking mijner woorden, en gij zult wel niet zeggen, dat ze bij u iets hebben gesticht, dat geleek naar berouw of bekeering."

»Ik vroeg naar een vriend, niet naar een zedenmeester; een zulke zal niet zijne vreugd aan mij hebben," hernam Margaret met bitterheid, terwijl zij, met ongeloofelijke inspanning, de tranen van spijt weerhield, waarvan hare oogleden zwollen. Toen met fierheid het hoofd opheffende, zag zij hem aan met toorn en minachting, en vervolgde; »Mij berouwt slechts eene éénige zwakheid: ’t is die van straks, waardoor ik mij in uwe handen heb gegeven."

»Daaraf zult gij u niet te berouwen hebben, Mylady!" hernam Gideon. »Toen ik meende van een man rekenschap te vragen voor de eer eener arme zwakke jonkvrouw, en geloofde hare toekomst te moeten verzekeren tegen zijn willekeur en wisselzin, moest ik streng zijn en dreigen, met hetgeen ik werkelijk besloten was te doen. Nu ik niets zie dan eene vrouw, die zich verwikkelt in politieke kabalen, ten wille van een persoonlijken wraaklust; nu ik die vrouw zie, verdacht en reeds ten