Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/272

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»De Kanselier is niet van de lieden, die dwaasheden doen… heer Advocaat! en wetende, dat daar veelomzichtigheid noodig, was, ter wille van de groote namen en principale personaaadjen, die in deze zaak betrokken zijn, achtte hij het oorbaar en gevoegelijk, simpel den heere Wilkes van \’t geval te laten onderrichten en ten zijnent te roepen."

Barneveld fronsde de wenkbrauw.

»Wilkes! Wilkes!" herhaalde hij met spijt en onrust. »Maar, eilieve! mij dacht, een lid van den Raad van State kon zwaarlijk in zake van justitie worden gekend."

»De heer Wilkes is geroepen als Engelsch gezant, omdat de rampzalige Engelsche edelvrouwe was, — omdat zij zich bekend; heeft Lady Margaret Douglas Sheffield te zijn, — omdat zij voormaals Lady Dudley heette, — en omdat, waar het familiezaken geldt van den Graaf van Leycester, een Engelsch heer beter kan raden en beslissen dan ieder ander."

»Zeg liever, omdat Leoninus zich dank wil behalen voor zoo groot en dienst, als hij den Graaf daarmede bewijst."

»En gij, heer! in des Kanseliers plaats wezende, zoudt dan toch den Graaf in deze zake, niet van politiek, maar van huiselijk belang, evenmin ondienst willen doen, als ik veronderstellen mag."

Barneveld beet zich de lippen; daarna zeide hij, zonder hierop te antwoorden:

»Vertrouwd heb ik dien Mylord Fabian nooit; het was een al te zonderling mysterieus personaadje, en sinds ons eerste samenzijn was mijne opinie over hem gevormd; maar hij deed mij wichtige diensten, en daarom geliet ik mij niets te bemerken. Ik hield het voor zeker, dat het met hem geen goed eind kon nemen…, maar zij moet papieren bij zich gehad hebben…, want ik wachtte haar te middag met zekere indicatiën die zij beloofd had, mij te geven… Zoo Wilkes daar is geweest