Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/276

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

teresse, als heden? mevrouw! bedenk dit! Altijd dus kalm en helder van zinnen, dat gij u niet zoudt laten verstrikken, zoo men u verwikkelde in een proces en met rechterlijk onderzoek te voren kwam?"

Zij zuchtte diep, groote tranen vloten heen over hare wangen, die nu verbleekten. Zij voelde maar al te wel, waarop hij doelde.

»Ik begrijp wat gij meent, heer Advocaat! en gij hebt gelijk. Als de dorst der wraakzucht in mij woedt zonder lessching, ontsteekt ze mij de hersenen, dan ben ik de prooie van wie dien toestand tot mijne schade zou willen gebruiken; nu, waar ik verzading hoop, — nu, waar ik gevoele, iets van mijn plicht jegens mijns Lubrecht’s nagedachtenis te hebben afgedaan, zoo voele ik mij versterkt en als verfrischt, — nu wil ik uw raad volgen en niets bederven door mijn bijzijn. Alleen misleid mij niet, heer! met eene valsche hope; want zoo zeker dat ware, zoo zeker zou ik keeren en niets ontzien, en u beschuldigen, ten overstaan van mijne heeren de Staten, van den Staatsraad en van heel Holland, dat gij heult met den Graaf van Leycester, dat gij geene trouwe houdt aan uw eed."

»Die overkomst zal niet noodig zijn, wees er zeker af, mevrouwe! " zeide Barneveld glimlachende, en hij gaf aan Roderik de noodige bevelen, om de snelle en heimelijke reize der weduwe van Hemert te bevorderen; daarna begaf hij zich met Gideon naar den Kanselier.

Wilkes was nog dáár, doch men werd het onder hoffelijk samenspreken nu spoedig eens. Barneveld had wat hij wenschte, en vreesde niets meer voor zich zelf, en stelde er zich niet tegen, dat de noodige maatregelen werden genomen, om het droeve voorval met de uit6rste geheimzinnigheid te behandelen. »Ruchtbaarheid van dit geval zou groote opspraak geven tot achterdeel van ’s Graven persoon," oordeelden zij eenstemmig. De Gezant