Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/106

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

valt in één woord. ’t Is of eene andere haar leerde schrijven; als zich de stiefmoeder daarmede niet bemoeid heeft, moet er iets in haar omgaan, dat… dat ik nooit billijken zal. Zij schrijft dwaasheden; Vorstinnen moesten zoo niet voelen, of ten minste zoo niet schrijven. — Vooral met opzicht tot Maria betreur ik het, dat Mevrouwe Isabelle nu ter ruste is; God neme hare ziel in Zijn paradijs! haar kon ik deze zorg veilig toevertrouwen. Een tweede brief van dezen jongeling mocht de zaak erger maken. Wie zegt ons, dat hij geen geheim tooverpoeder insluit, dat haar kan tot hem trekken?” vervolgde hij lachende.

»Alchymisten zijn er in Duitschland vele, en de Zwarte Kunst wordt er sterk geoefend. Alzoo zorgt ge, dat de zijne haar niet toekome. want het is wel, zooals het tornooiliedje zegt:

Bien devons tenir celle chère,
Qui nous est garand et frontière,
Et la source et la minière
De notre force grande et fière.

En nu meenende, dat het uur der rust, voor u overige menschen, reeds lange dáár is, geven wij u oorlof en Gods vrede tot een goeden nacht; wij kunnen heden aan geen slaap denken.”

En hij had wél gelijk: de vriendelijke gave Gods, de liefelijke slaap heeft geene grooter vijandin, dan de vreeze en hoop der menschelijke eerzucht.

Toen de edelman drie schreden voortgegaan was, riep zijn wisselzieke meester hem terug. »Wie heeft den dienst in mijne slaapkamer, Messire?”

»De Sire d’Estampes en Heer Jan van Boschhuizen, gewone Kamerlingen.”

»Ha, die zijn mij juist niet de meest gewenschte. Neef Antooi! gij zijt mijn oudere, en wat meer zegt, mijne lieve en getrouwe bloedmaag; wij zullen die Heeren wegzenden; een gewoon escuyer zal mij ditmaal helpen ontkleeden, en ik noodig u mijn slapeloos leger met mij te deelen: ik moet nog veel met u spreken over dit nieuwe werk van Hercules, dat ik ondernomen heb, en hoop ten einde te brengen, zoo goed als de anderen.” Hij nam zijns broeders arm, en deze wenkte twee fakkeldragers, om hen vóór te lichten.