Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/133

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hertog met de bewilliging der beide onderhandelende hoven. In het eerst had Maria het Oostenrijksche huwelijksplan zien ontwerpen met hare gewone onverschilligheid; later had zij gehuiverd tegen nieuwe tooneelen als die met Hertog Nicolaas; zij begon er weêrzin in te vinden, zoo dikwijls verhandeld te worden, zoo dikwijls van de teleurstelling van anderen het voorwerp te zijn, en zij betrapte zich zelve op den wensch, dat men eenmaal woord mocht houden; het was de onschuldigste wensch en de koelste tevens, die er nog in een ontwakend vrouwenhart was opgekomen; maar het was als eene voorbereiding, eene eerste stem, die bij haar sprak voor den eerstkomende: en waarlijk, de Aartshertog had niet noodig gehad zijne toevlucht te nemen tot de hulpmiddelen eener bedriegelijke kunst; het was niet noodig geweest, dat eene stiefmoeder voor hem pleitte, of haar gevoel opriep; hij had alleen maar noodig te schrijven uit de volle warmte van een jeugdig hart, vervuld met de zoetste hoop, met den ganschen eenvoud van zijne achttien jaren, met al de teêrheid, met al de trouw van zijne Duitsche ziel, met iets van dat buigende, smeekende, dat het bukken onder een kleingeestigen vader hem had moeten geven, met dat verzaken van eigenwaarde, dat de bekrompenheid, waaronder men hem neêrdrukte, hem tot gewoonte had gemaakt: zóó had hij geschreven, en toen, toen had zich iets in haar hart bewogen; zij had medelijden gevoeld met het nieuwe slachtoffer; want toch vreesde zij, dat het weder een bedrogene zou zijn; maar het was een medelijden, anders en teederder, dan Heer Nicolaas in haar had kunnen opwekken; zij had de diepte gepeild van het lijden, dat den geofferde wachtte; zij was altijd genoeg ingelicht geweest over den prijs van hare hand, om niet in te zien, welk eene schoone hoop daarmede werd uitgedoofd of verijdeld; maar juist ditmaal vergat ze daaraan te denken; Maximiliaan had de behendigheid gehad, de herinnering daaraan te vermijden, geleid als hij was door zijn fijn gevoel; zij dacht nu meer aan zijne verstoorde rust, aan die smart, waaraan hij kon wegsterven; zij had nog menig hartstochtelijk woord van den Italiaanschen Prins onthouden, waarvan zij nu den zin begon te begrijpen en op Maximiliaan toepaste. »Hij ook, juist hij?” begon zij zich te vragen, en daar