Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/153

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de Gravin scherp aan. »Wees met uw hoofd borg voor de volbrenging dezer bevelen.”

Mevrouw van Ravenstein verhief nog de stem om te spreken.

»Uwe Doorluchtige Hoogheid gedenke, dat eene nachtelijke reize, als deze worden moet, in zoo teêr eene jeugd, voor de Prinses…”

»Wij begeeren het aldus,” viel Karel haar in de rede, met die strenge kortheid, die alle tegenspraak den weg afsnijdt.

De gravin van Kleef naderde Maria, die, onbewegelijk en schijnbaar gevoelloos, tegen den zetel geleund stond, waarvan de Hertog was opgerezen. Toen de dame haar toesprak, scheen zij willens zich schreiend in hare armen te werpen; maar zij zag schichtig om naar Karel van Bourgondië die veel en schielijk sprak met de beide Edellieden. Toen weêrhield zij zich; zij zeide geen woord; zij was als eene wezenlooze; zij scheen niets te,veten of onthouden te hebben, dan dat men hare tranen verboden had. De waarheid is, zij begreep den Hertog niet; zij kende hem in zijne uren van lankmoedigheid voor haar, in die zijner opvliegende gramschap, in die van eene drift, welke niets spaarde; zij kende hem in zijne geduchtste luimen en harde ruwheid, in zijne strengheid;— maar zij kende hem niet in de machtige zelfbeheersching, die zich overwint, om met koude hoogheid te straffen. Zij kende hem koesterend als eene zon van liefde, of vlammend als een verpletterende bliksemstraal; maar zij kende hem niet achter zijn schild van koude waardigheid. Zij had gedacht, dat hij hare bede zoude verhoord hebben of met onstuimigen toorn beweigerd; hij had geen van beide gedaan; hij had haar zijne liefde opgezegd; hij had de hare gewantrouwd; dit was meer dan waarop zij verdacht was geweest, meer dan zij dragen kon: dat bracht haar tot die stompe verslagenheid, die haar geene gedachte liet om zijn medelijden op te wekken, geen woord om zijne verbittering te verzachten. En niet vreemd was het, dat die uitkomst haar schokte; het was de eerste rukwind, die in hare bloesems woei, de eerste nachtvorst in hare lente; het moest vernielend en doodend werken. Wat de Hertog overigens wilde of gebood, vatte zij slechts ten halve. Waarom Mevrouw van Ravenstein dáár was, was haar niet duidelijk. Toen