Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

terheid; met al de vreeze des bijgeloofs; met al de ontzettingen der onwetendheid! O! wie het teêre kind voor korte weken zulk een tocht had voorspeld, de onmogelijkheid ware door haar met huivering bezworen geworden; en toch, zij heeft dit kunnen volbrengen; zij was zelfs na hare verklaring aan Antoni van Bourgondië nog niet weder ineengezonken, want onrust, schrik, ontzetting voor den zielsbeminde hielden haar nog opgericht. Zoodra de Bourgondische Edelen de wond kenden, waaraan hun meester bloedde, wisten ze beter de wijze, hoe die te verplegen; ook naderden ze opnieuw den Hertog, die intusschen, in den roes der driften voortijlende, zijne eigene kostbare en hooggeliefde sieraden had vertrapt, dooreengeworpen, verpletterd; hij trad met de beide voeten op den koninklijken mantel, dien hij neêrgerukt had van de credenz; hij had het zwaard opnieuw gevat, en verwondde zich daaraan bij zijne wilde en onvoorzichtige gebaren; zijne handen bloedden, maar hij voelde het niet, of liever, het was hem onverschillig; hij had zich het vel van de borst opgereten met zijne lange, scherpe nagels; en het was ijzingwekkend, afzichtelijk te zien, hoe hij de achtbaarheid van zijn voorkomen en de welvoegelijkheid gansch vergat, in het bijzijn van zoovele zijner Grooten, en zelfs van zijne lagere dienaren; de eersten waren edelmoedig en trouw, en hadden medelijden met die groote teleurstelling, die tot razernij voerde; maar de anderen, grover van gevoel, lager van beginselen, zagen niet allen toe met eerbiedigen weemoed, wij hebben het opgemerkt, hij was niet zacht voor wie hem dienden; hij had hun te vaak de uitwerksel en zijner driften en kwade luim doen voelen; te veel gestraft met hardheid, zonder liefde; te veel hooge koelheid gesteld tegenover hun ootmoed; te weinig ontzag gehad, ook voor hunne rechten, dan dat zij hem hadden kunnen liefhebben, gelijk zij hem vreesden; dan dat er niet onder hen gevonden werden, die zich in dit schouwspel met lage, doch niet onnatuurlijke zegepraal verlustigden, en velen van de menigte, die nu meer en meer aangroeide, hadden meer nieuwsgierigheid, hoe dit tooneel een eind zou de nemen, dan belangstelling, of het te zijner eere zoude zijn.

Karel scheen zelfs van zijne huisgenooten, van zijn bloedverwant zoo iets te vermoeden; want toen Antoni de Bastaard