Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was uitgestrekt, waarvan blauwe en roode draperiën afhingen en waarboven de vereenigde wapens pronkten van Bourgondië en Oostenrijk.

»Hoe u de floersen weile goed staat, al is het een droef en onsierlijk hulsel voor anderen, dan gij!” sprak hij, haar met bewondering aanziende.

»Fij, Heer! dat ge daarop komt; denk toch, ik drage haar ten teeken van rouwe over mijn zoon François, die het leven nauw kennen mocht, of hij dierf het alreede. De zoete Engelen mogen zijne ziel dragen in het Paradijs!”

»Wat betreurt ge hem — Is het voor ons, dat kinderen groote vreugde zijn — Wij hebben een erfgenaam voor den zetel en eene dochter voor verbintenissen; wat zouden wij onze poorters over meer Vorstentelgen te beschikken geven?”

»Ja, eilacy! ik heb de kinderen moeten afgeven als gij ook hadt veroorloofd!”

»Veroorloofd! hadden wij eene andere keuze — O! mijne Heeren van Gent! deze grieve zal ik met de anderen te eeniger klage met woeker op u verhalen! Het is wel het bedrijf van rouwe slachters en laaghartige wezens, dus het edel bloed der Vorsten te willen onteigenen van zijne afkomst, en te vervreemden van zijne rechte en natuurlijk mombers, dat de ouders zijn!”

»Neen, mijn vriend! hard is het zeker en kwalijk te verduren voor het ouderlijk gemoed! maar gij dient de vrije poorters van deze landen een weinig angstvallige vreeze ten goede te houden; in hun toekomstigen Heer ligt de toekomst voor hunne vrijheden en privilegiën, door hen zoo zuur bekampt, door ons zoo noode toegestemd; en de drang der tijden heeft ons voor hen niet tot zoodanige meesters gemaakt, als waarvan zij wachten kunnen, dat ze heusche genegenheid voor hen zullen aankweeken in het harte van den jongen Graaf!” hernam Maria, die ten deele door hare opvoeding, ten deele door eene harde ondervinding, had geleerd, dat hare burgers tegen haar over stonden, als macht. tegen macht, met rechten tegen rechten; terwijl Maximiliaan ze nog niet anders begreep, dan als rebelleerende onderdanen, die slechts voor eene wijle den meester speelden. Intusschen zag hij, evenals zij, dat juist door het woord,