Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/194

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schoon het droevige dagen waren, die wij samen overbrachten — en lacy! nog in leven,” voegde zij er fluisterend bij met een diepen zucht.

»En gedenken dan van die droeve dagen, en van de groote liefde die ons samenvoegde en die ons hielp ze welgetroost door te komen, zweer ik u bij mijne riddereer, o, mijne lieve en welgetrouwe gemalin! dat Mevrouw Margaretha van Oostenrijk niet uitgehijlikt zal worden tegen uw wil en haar begeeren, zoolang ik het verhinderen kan! en dat de schorsing vanArras geen pais zal worden, zoo Lodewijk aandringt op meerder dan eene voorloopige toezegging van mijner dochters hand!”

En hij was opgestaan en hief de rechterhand op, als bij een plechtigen eed.

»Ik dank u, mijn gemaal, mijn nobele Max!” riep Maria, eveneens opgerezen en beide armen gekruist over de borst vouwende als om hare innige dankbaarheid aan te dulden; daarop v:rviel zij eene wijle in een gepeins, waaruit Maximiliaan haar opwekte met de vraag:

»Wat meent gij, dat de Vlamingers en Brabanders tot deze onderhandelingen zeggen zullen? Zouden zij den vrede willen, en Margriete gunnen aan den Dauphin? ”

»Die vraag, Heer!” riep Maria, verwonderd de oogen opslaande. »Weet gij dan niet, dat de oorlog met Frankrijk de grootste grieve is, die ze hebben tegen u?”

Neen! dat wist hij niet, en dat zou hij met geloofd hebben, al hadden duizend monden het hem toegeroepen. Of liever, het was hem gezegd, toen hij te midden van dat rijke en weelderige volk tot de uitvinding van looden gelden moest komen, om zijne oorlogskosten te steunen; toen een ridderlijke en strijdlustige adel hem tot dezen krijg alleen liet te velde. trekken; toen die krijgers, anders zoo fier en zoo overmoedig op hunne overwinningen, met een norsch en morrend zwijgen de zijne begroetten; het was hem gezegd, maar hij had het met begrepen, en dat hij het niet begrepen had, bewees, dat Maria, hoe ze ook mocht roemen in hare keuze en er gelukkig in zijn als vrouw als Vorstin van Bourgondië eene meer voorzichtige had kunnen doen, maar zeker als Hertogin van Brabant, als Gravin van Vlaanderen, tot geene slechtere had kunnen komen.