Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/198

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zoo Maria had willen antwoorden, het werd haar verhinderd door een verward gerucht in de voorzaal, dat eenige stoornis dreigde. Ook hoorde men daarop de stem van Mevrouw d’Hamelin, die aankondigde, dat Heer Koen van der Rosen, des Aartshertogs »blijde Raadsheer,” zooals deze hofnar verzachtend genoemd werd, dringende haast had om te worden toegelaten.

»Wat mag het zijn?” vroegen de echtgenooten elkander met blikken, terwijl zij den trouwen man tot zich riepen.

»Nobele Max!” riep Koen, terwijl hij de zilveren bellen van zijn narrenkap klinken liet, »en gij, edele vrouwe! saluut en heil van uwe zonen van Oudenaarde, en in het geheel van al de Vlamingen en Brabanders samen; ze vieren feest, dat het tot Henegouwen klinken moet, en ze stoken zoo groote vreugdevuren, dat de ganzen in Artois er van braden kunnen.”

»Heiligen des Hemels! wat willen zij — ” riep Maria, verbleekend.

»Spreek zonder omweg, Koen! is er onraad — ” vroeg Maximilaan, en zette zijn helm op.

»Wat ze willen, Mevrouw — Zij willen madeliefjes planten tusschen de leliën, slechte tuinlieden als ze zijn, en ik kom vragen, of ik hen moet beduiden, dat beide in dezelfde aarde niet bloeien kunnen.”

»Mijn dochterken is verraden!” gilde Maria.

»St. Joris vertrooste mij! wisten die van Gent dan den handel van Arras al zoo schielijk als wij zelve, vrome zot? ”

»De poorters staan vroeger op dan de Heeren,” antwoordde Koen, »en mijn Compeerken van Frankrijk is een burgerman, die gewoeld heeft met zijne consorten en daarmede geheuld, terwijl mijn gebiedende Heere nog lag en sliep met de zijnen. Het was voor hem al dageraad, toen het bij u nauwelijks schemerde.”

»Nogmaals door dien fijnaard verschalkt!” stootte de Aartshertog uit, bleek van toorn en zich de lip verbijtend.

»Ik had het gevreesd,” hernam Maria droevig. »Meen nu niet, dat gij macht zult hebben, het vervolg te weren. En wee mij, droeve, schoon tweemaal gelukkige moeder! nu ben ik der Heilige gelijk, wie een wolf het eene kind roofde en een leeuw het andere.”