Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Spangenheim! hij schijnt immers slechts de page-varlet van den ridderlijken Bourgondië, die naast hem rijdt; — had hij diens paardendek tot opperkleed, het mocht iets schijnen… ”

De Markgravin werd doodsbleek; die opmerkingen had zij zelve gemaakt in het binnenste harer ziel; maar zij hoopte door anderen te worden tegengesproken; zij hield alleen nog slechts geestkracht over, om met aarzeling en onzekerheid te vragen, welke Prins die schitterende ridder zijn kon? Het zou toch een troost zijn te weten. dat alleen een groote naam haar Sigibert in de schaduw stelde.

»Genadigste!” hernam de jonge barones met een ironieken glimlach, »het is geenszins een prinselijk Heer, maar een edelman-schildknaap van den Grooten Bastaard, als wel te zien is, daar hij diens kleuren draagt, en zelfs aan den arm het wapen met den breeden dwarsbalk.”

De Markgravin vroeg niet meer; bleek, in elkander gezonken, boog zij het hoofd op de borst neder; zij had den genadeslag ontvangen; maar toch vermeed haar mond voor het oor der vrouwen de beschamende klacht: »Het is mijn zoon!”

Van toen af haatte de Markgravin van Spangenheim-Zielberg met een fellen haat de Bourgondiërs in het algemeen, en Karel den Stouten in het bijzonder.

De andere vrouw, bij welke wij onze opmerkingen zouden maken, in Süschen, de kleine Badensche, waarmede wij bekend werden bij hare aankomst te Trier. Daar noch een geestelijk, noch een wereldlijk paleis haar ten dienste stond, moest zij zich vergenoegen met eene plaats tusschen vrouw Barbara en hare dochter, op eene stellaagje, die de werklieden van baas Alterer hadden. opgeslagen vóór diens huis, en die keurig genoeg was opgeschikt met gekleurde sergie en met bloemfestoenen. Ook begeerde het goede kind niets beters; zij begeerde slechts te zien; waar en hoe, was haar onverschillig; zij had zich op den ooren van de hoofdkerk .laten brengen, als het had moeten zijn. Süschen was een allerliefst Duitsch burgermeisje, zeer onwetend, maar diep gevoelig. Zij had niets van de wereld gezien, doch hare levendige phantasie maakte zich voorstellingen van alles, maar gedrochtelijk, maar onmogelijk, maar zooals het zijn moest in de Oostersche tooververtellingen, of in de droomen