Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verzeld, in eene lichte wapenrusting en op het kleine paard, dat hem bij zulke tochtjes altijd diende. Hij was zich gaan verzekeren van de goede tucht en orde onder zijn krijgsvolk, in de omliggende dorpen gelegerd; want de helft van zijne legermacht had hem naar Duitschland verzeld, en de toespraak van den meester kon wel noodig zijn, om deze woeste mannen, die gewoon waren in vijandelijk land te woeden naar willekeur, te beduiden, dat zij bij vrienden waren gehuisvest, en zich als vrienden en ordelijke lieden te gedragen hadden.

De burgers van Trier, die niets van zijne gangen wisten, werden intusschen buiten hunne poorten gelokt, den weg op naar St. Maximijn’s klooster, in de hoop, den bewonderden Vorst of sommige zijner prachtige hovelingen te zien, of wel om slechts van verre de streelende tonen op te vangen van de welluidende en kunstige muziek, die den stichtelijken avondgodsdienst begeleidde; want nooit hadden de kerkwanden van St. Maximijn treffender klanken en zuiverder harmonie van tonen weêrgalmd, dan nu Karel’s meistreels, fluitspelers en koorzangers er dienst deden. Zelf een vriend van die wegsleependste aller kunsten, of wel, hare toovermacht kennende op de menigte was zij het voorwerp zijner bijzondere zorg en voorliefde, en een muzikaal volk, als deze Duitschers, moest aangetrokken worden door de heerlijke klanken, die statig en plechtig dagelijks hun oor troffen. Maar, zooals wij zeiden, alleen van verre was het hun gegund ze te genieten. Het wantrouwen of de voorzichtigheid der Bourgondiërs hield den ingang der kapel voor de vreemdelingen gesloten, en omheinde zelfs de muren van het gebouw met eene sterke wacht, die er de nadering van verbood. Die voorzorg was rechtmatig; onberekenbare schatten, het eigendom van hun Vorst, waren er ten toon gespreid op het altaar en de communietafel, in reliquiën en misgereedschap, in heiligenbeelden van edel metaal; en niet enkel eenvoudige burgers van Trier, die in onschuld zouden luisteren naar de muziek of die kostbaarheden bewonderen, kwamen dagelijks toestroomen, maar ook dat heir van vreemdelingen, dat hunne stad vervulde ter gelegenheid dezer feesten, en waaronder er menigeen school, zonder beroep en zonder schroom, die het achtste gebod meermalen had vergeten, voor wien kerkroof geene gewetenszaak