Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ridder licht verkrijgt van zijne Dame… en daarom, mijn liefje…”

Doch Johan, die al dien tijd Süschen oplettend had gadegeslagen, en in hare schreiende oogen iets gelezen had, dat nog luider tot hem sprak dan hare schoonheid, stelde zich nu met ernst tegen het opzet van, zijn makker: »Hoor, Philippeau! wij wenschen beiden onze sporen te verdienen; het zou goed zijn zoo wij reeds vooruit daden van ridderlijke courtoisie geoefend hadden, al ware het ook maar jegens eene burgerschoone…

De juffer, die wij verlost hebben van den reus, dien de ruwe schildwacht verbeeldt, en van de dwergen, waar onze goede jonkers van den standaard voor strekken mogen, heeft eene loffelijke begeerte om den avonddienst te hooren in de kapel van onzen Heer Hertog; wij moesten haar daar binnen brengen daarna veilig geleiden tot aan de poorten harer stad, en dan, van haar welbehagen alléén het loon wachten dezer prouesse! Wat dunkt u?”

»Wat mij dunkt?” antwoordde Philippeau, die op Süschen’s verhelderde trekken de gunst van zijn mededinger las. »Mij dunkt, dat ik niets, wil laten afhangen van de luim eener vrouw, als ik het in mijne macht heb, mij zelven te betalen… Uwe fijn bespraakte tong zou de zege wegdragen, een trouw leerling als ge zijt van dien verrader met het geleerde hoofd,” voegde hij er hoonend bij.

»Ik ben geen leerling van een verrader, en ik wil lastering noch spot tegen Messire de Commines!” riep John opstuivende, en tegelijk flikkerde de korte handdegen, dien hij droeg; bij diezelfde beweging liet hij ook de Duitsche los, die nu geheel alleen in de hand bleef van haar lastigsten kwelgeest. Philippeau verzuimde dit voordeel dan ook niet, maar kuste der schoone weêrlooze wangen en lippen met meer drift dan hoffelijkheid.

Jehan mocht dan een leerling van den wijsgeer Commines zijn, maar op dit oogenblik had hij weinig van diens beraden overleg; want met eene woede, die alle voorzichtigheid vergat, viel hij op zijn makker aan, vergetende hoe hij het meisje zelf licht had kunnen treffen. Philippeau moest nu op verdediging denken; zij vochten, en Süschen hield volontzetting de handen voor de oogen; zij meende niet anders, of ze zou een van bei-