Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hofmeester, en daarenboven zelfs een weinig zijn gunsteling, diezelfde wiens gedienstige pen ons de volledigste berichten van zijns Meesters omslachtigen hofstaat vermaakte; die hem nooit heeft verlaten, van wien hij zich bediend heeft in staatkundige onderhandelingen, zoowel als in de hofzaal en in het leger; die zijne overwinningen heeft gevolgd en zijne nederjagen gedeeld; die van den grooten schok bij Nancy de terugwerking voelde in des vijands gevangenschap; die Karel’s dochter heeft gediend en zijn kleinzoon, en die onder alles dezelfde is gebleven; die minder eigenliefde had dan Commines, of meer hovelings plooibaarheid, of minder lichtgeraaktheid, of meer trouw; want het is niet te denken, dat de eigenzinnige Hertog zijn raad beter zal hebben opgenomen of opgevolgd, dan dien van eenig ander. en hij is toch nooit moede geworden, hem dien te geven, en hij heeft zelfs, toen zijn geest zich vrijelijk uitstortte in zijne gedenkschriften, geene enkele klacht geslaakt, noch eenige bittere gewaarwording lucht gegeven tegen zijn gevallen Heer, en toch, hij schreef op een leeftijd, dat hij naar hofgunsten niet meer kon jagen, en zelfs betuigde voor niets goed te zijn, dan voor de rust; zoodat het niet waarschijnlijk is, dat hij, ter wille van Philips den Schoonen, Karel den Stouten heeft gespaard, wiens alles wagen de eerzucht, en de noodlottige gevolgen, die zij had, hem gansch niet tot den lieveling hebben gemaakt van zijne nakomelingschap.

Wat daar ook van zij, de Hertog van Bourgondië was nu nog in volle hoogheid en macht, en Olivier de la Marche van de dagen der grijsheid nog verre; en het was juist hem, wien Karel het eerst toesprak met dit woord:

»Messire Olivier! het is goed dat wij u vinden; gij zijt beter dan eenig man onderricht van de plichten der dienaren van ons huis. Gij zult mij kunnen zeggen, wie hunner het recht konden hebben, dit verblijf vóór de vesper te verlaten, of wel, wie die vrijheid heeft kunnen nemen zonder recht?”

Op al de aanwezenden had het binnentreden des Hertogs, vergezeld zooals hij was, een indruk gemaakt van verrassing en verwondering, vooral om den tijd, waarop hij kwam, zooveel vroeger dan gewoonlijk, dat zelfs nog niemand van de Grooten, die de eer zijner tafel deelden, dáár was, terwijl hij zoozeer