Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/77

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hier bevond in de vermomming van een Bourgondischen toortsdrager, kon zij zich geen denkbeeld vormen, hoe dat toekwam; maar zij was toch wijs genoeg, om den uitroep van verwondering terug te houden, die haar op de lippen lag.

»Hebt gij zekerheid voor wat gij zegt?” vroeg Karel.

»Twee mijner makkers hebben het mij voor waarheid bezworen; zij hebben gezien, hoe de jonkers het meisje ter deure inbrachten.”

»En waarom spreken zij zelve hier niet?”

»Zij zijn huns weegs gegaan, hebbende voor heden geen nachtverblijf in het klooster.”

»En dus tot aan den morgen buiten bereik van ondervraging,” hernam Karel verdrietig; »Messire Hofmeester! dat moest anders zijn.”

»Uwe Doorluchtigheid zij indachtig. dat alzoo vroeger haar eigen bestel was, en…”

»Wij meenen het nù anders!” antwoordde de Hertog met stijgenden wrevel; »daarbij is hier de sprake van pages; waarom staan de beschuldigden nog niet vóór ons?”

Op iederen anderen tijd zou Karel hem, die hier eigenmachtig zijn bevel ware vóórgekomen, met een hard woord geloond hebben; nu rekende zijne kwade luim, ontstaan uit de over tuiging, dat Olivier gelijk had tegen hem, het den zijnen als schuld aan, dat ze het ditmaal niet gewaagd hadden.

De Sire de la Marche deed nu schielijk den wenk gehoorzamen. Toen de jongelieden binnenkwamen, en Karel, hun Süschen toonende, met strengen blik op hen zag, en daarbij vroeg op dien harden toon, die vooruit als een vonnis klonk, »of zij wisten waarom dit meisje hier was?” begrepen beiden, dat er niets meer te ontkennen viel, en dat hunne beste hoop bestond in eene zachte opvatting van hunne handelwijze.

Ook wierpen zij zich aan des Hertogs voeten, eenige verontschuldigingen stamelend en verschooning inroepende voor: »eene kleine jokkernij, eene lichte fout.”

Op Karel, die Süschen de gelegenheid niet had gegeven zich duidelijk te verklaren, en die, meenende alles te raden, aan eenige onvergeeflijke gewelddaad geloofde, deden die woorden juist de verkeerde werking.