Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/78

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Jokkernij! eene lichte fout! bij den naam van St. Joris! die onbeschaamdheid is zonder voorbeeld! Ongelukkigen! het is aan ons en niet aan u, de zwaarte uwer schuld te beoordeelen! Eene lichte fout! — Ha, Messire Jehan de la Clitte, neef van den waanwijzen verrader, Philippe, met zulke manier van denken kunt ge, naar de wijze van uw oom, fortuin maken aan het hof van Mijnheer van Frankrijk! Maar weet, ons hof is een eerbaar hof; en kuische jonkvrouwen geweld aan te doen, achten wij misdaad en geenszins jokkernij! Wij oordeel en het schande, te schertsen met het schaamrood van vrouwenwangen! Wij oordeelen het zonde, het zwakke vat te breken, dat ons in de hand is gegeven om te beschermen; en, bij de eer van mijne Ridderorde! wie van mijn huis zijn, zullen niet straffeloos een kwaad plegen, waarvan ik mij zelven onthoude!”

En van zijn standpunt gezien, was Karel’s gramschap rechtmatig, en hij mocht zóó spreken; want deze Hertog van Bourgondië — en het wordt tijd, onder al zijne fouten, die bloot liggen, op eene zijner merkwaardigste deugden te wijzen, die men moet willen opmerken, — deze Karel was een kuisch en zedelijk Vorst, en dat was veel voor zijn tijd, en bovenal veel voor de opvoeding, die hij genoten had, te midden van een losbandig hof, waar zijn vader het voorbeeld van ergerlijke leefwijze gaf, de zedeloosheid aanmoedigende onder zijne grooten, en ieder zijner gemalinnen het leven verbitterende door zijne minnaressen; waar het zedelijk gevoel van een jongen Vorst bijna verstompt moest zijn voor het onderscheiden van ondeugden, die, als gewettigd door het gebruik, en gesteund, geëerd en verschoond, nevens de onschuldigste gewoonten voortliepen, of,vel zich schaamteloos in de rij der deugden plaatsten. Maar integendeel, Karels gevoel was er tegen opgeruid; zijn schrander oog had de schande ontdekt achter het hoofsche masker, waarmede men haar eerde, en zijn moed, zijne verontwaardiging had er noch eerbied voor gehad noch verschooning; en toen hij meester werd, was hij de hervormer geworden van zijn verbasterden adel; door zijn voorbeeld had hij de heilige rechten van den echtstaat geëerd, en eerbied gepredikt voor de onschuld; de zwakheid beveiligd tegen verdrukking, en zedige deugd aangeprezen als een begeerlijk goed;