Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en zoo hij, te midden van zijne grootsche staatsplannen, onder al het gewoel van een ruwen rusteloos krijgsmansleven lust gevonden had en tijd en zelfbeheersching voor dit doel, dan was het met vreemd, dat hij met sterk sprekende verontwaardiging vervolgde: »Eene lichte fout! Bij God! als mijne krijgslieden in vijands land of in veroverde plaatsen, in de hitte van den krijg, bij brandstichting en moord, als men niet alles overzien kan noch straffen, dusdanige daden plegen van geweld en overmoed. is het ons zeer tegen de borst en vernemen wij het met onwil, schoon men den lieden van wapenen in zulke dagen ietwat dient toe te geven; maar hoe! wij verkeeren in een bevriend land, waar wij als bondgenooten zijn ingetrokken, en als broeders ontvangen worden en geherbergd, en wij zouden zien en lijden, dat de zusters of dochters van de vrije burgers of van de kleine luiden, of van wie ook, overlast leden en gedeerd werden door ruwen moedwil en overgauwe loszinnigheid van zulke dartele kweekelingen, als deze bedorvene zonen van goede edellieden! en wij zouden dat met den schoonen glimp van eene lichte fout looselijk overdekken en slappelijk straffen! Neen, bij de eer van Bourgondiës heilige orde! anders eischt der Vorsten plicht van billijkheid! Jongelieden! wij zullen daarin voorzien, dat gij de straffe voor ’t minst niet licht noemt, die op zulke lichte vergrijpen wordt toegepast. Hierheen mijne dienaars van wapenen!” (en hij keerde zich tot vier mannen in krijgsgewaad, voerende zijne bijzondere kleuren, die aan eene afzonderlijke tafel zaten, vlak tegenover zijn zetel, altijd gereed, op zijn eerste bevel den aangeduiden persoon gevangen te nemen) »hierheen! en voert deze jonge booswichten naar den laatste, met wien ze te doen zullen hebben, naar den beul: schande wascht men alleen door bloed!”

Een zware zucht van ontzetting ontwrong zich op dat woord aan de borst van al de verzamelde personen, die Karel te wél kenden in de onwrikbaarheid zijner besluiten, in de snelheid van zijn uitvoeren, om niet te weten, dat het geene losse bedreiging was, maar volle, schrikwekkende ernst; het treurig einde van den jongen edelman d’Hamaïde, een page van negentien jaar wien noch zijne machtige verwanten, noch eenige hooge voorspraak tegen eene bloedige rechtvaardigheid had kunnen be-