Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/84

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VI.


De diplomatieke samenkomst, die wij boven met een woord hebben aangekondigd, vond plaats even na den avondmaaltijd des Hertogs van Bourgondië of liever, deze werd er om verkort; want nauwelijks had men hem kennis gegeven, dat de map, die gewacht werd, was aangekomen, of hij stond van tafel op, wierp schielijk een kostbaar fluweelen bovenkleed over zijn harnas heen, wenkte den Grooten Bastaard, hem te volgen, en liet zich door twee fakkeldragers vóórlichten naar het bidvertrek der Abten van St. Maximijn, dat tot zijne geheimkamer was ingericht.

Er bevonden zich twee mannen: de eene was; naar den grijzenden baard te oordeelen, van meer dan rijpen leeftijd; de andere scheen nog niet volkomen de krachtigste jongelingsjaren te hebben bereikt. De oudste, dien Karel als Graaf van Varnemburg aansprak, droeg het lange Duitsche hofgewaad. Toen hij voor den Hertog het hoofd ontblootte, zag men de trekken van een veelbeteekenend gelaat en kleine lichtbruine oogen, die, onder de zware grijze wenkbrauwen, van leven en schranderheid flikkerden. De fiere, slanke jonkman, die hem vergezelde, was eenvoudiger gekleed dan hij; toch had zijne houding iets, dat hem genoeg onderscheidde, om hem niet voor een mindere des Graven te doen aanzien. Hij groette Karel van Bourgondië met een vriendelijken glimlach, die echter iets verlegens had, en met eene lichte beweging aan den breedgeranden hoed van zilvergrijze zijde, dien hij ophield.

De tegenwoordigheid van dezen jongeling scheen den Hertog eene aangename verrassing te zijn; ten minste hij naderde hem