Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

deelen, dat dit vertrek te spaarzaam verlicht is naar aanzien van het gezelschap; en de bijen van onze Zuidelijke Staten leveren was genoeg op, om, bij eene gelegenheid als deze, de kloosterachtige somberheid van dit verblijf op te luisteren.”

»Maar die lieden zijn getuigen…” hernam de Duitscher, met een zijdelingschen blik op den Baron; »en hunne oogen en ooren blijven niet zoo werkeloos als hun mond.”

»Deze lieden zijn op ons bevel even stom, doof en blind als hunne fakkels zelve; daarbij, wie geeft opmerking aan dergelijke dienende wezens?” sprak Karel, en zeer scherp voegde hij er bij: »wij verzorgen onze dienaren te goed en betalen hen te ruim, om niet zeker te zijn van hunne trouw.”

De karigheid des Keizers voor zijne hofhouding en ambtenaren was bekend.

Een diepe blos kleurde de wangen van den jongen Baron.

De Graaf glimlachte weder, doch ditmaal meer met verlegenheid dan ironie.

»Messire Antoni!” vervolgde Karel tot dezen, »laat nog twee mannen met wastoortsen ter wederzijden van die nis plaats nemen, opdat wij licht hebben over de tafel!” en met trots zeide hij: »En gij Graaf van Varnemburg! vergeef ons, wij zijn gewoon, bij dergelijke huishoudelijke aangelegenheden geen anderen raad te volgen dan dien van ons eigen hoofd.”

De Bourgondische Edelman, die met dergelijke handelwijzen van zijn meester gemeenzaam scheen, wenkte van achter diens zetel, waar hij stond, den zaakgelastigde toe met een gebaar, dat tot zwijgen maande, en daarop verwijderde hij zich, om het gegeven bevel te doen gehoorzamen.

De Duitsche Heeren zagen elkander aan met een licht schouderophalen, verwonderd en geërgerd over een zoo kleingeestig tegenstreven op een zoo weinig beduidend punt, ’t geen hun scheen te voorspellen, hoeveel lijdzaamheid zij bij dit samenzijn te gebruiken zouden hebben.

En ze mochten er zich waarlijk mede wapenen, want Karel was, door eene aanvankelijke teleurstelling, in dat lastig en dwarsdrijvend humeur geraakt, dat voor zijne omringenden onverdragelijker was dan sommige vlagen van zijn opgeruid en hartstocht, en dat voor zijne eigene belangen nog veel gevaarlijker was, daar