Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

knarste hem in de ooren als de deur van eene gevangenis. Het zien van den Aartshertog woog hem niet minder zwaar op het hart, hij was meermalen met zijn heer in diens tegenwoordigheid geweest; deze kon hem herkennen, en één woord of één gebaar van verwondering kon hem verraden. De toon, dien de onderhandeling nam, maakte hem niet geruster, want, gedwongen spion als hij was, voelde hij meer en meer, dat zijne tegenwoordigheid, zelfs met het volle bewijs zijner onschuld vóór zich beide partijen evenzeer moest beleedigen. Eene bekentenis van de waarheid was reeds niet meer doenlijk geworden.

De jonge Baron, of liever de Aartshertog (beter nog Hertog) van Oostenrijk, was intusschen van plaats veranderd, beleedigd wellicht door de onkiesche eigenzinnigheid van Karel die hem op deze wijze aan de blikken en herkenning van lage dienaren blootstelde, of wel, onaangenaam getroffen door die blikken zelve. — De Graaf van Varnemburg had nu de onderhandeling geopend, met de verzekering, dat de Keizer genegen was en beloofde de Staten en Vorstendommen des Hertogs van Bourgondië tot een Koninkrijk te verheffen, en dezen zelven tot Koning te kronen en de koninklijke eere en titels te verleenen; want ziet — wat onder het volk reeds eene openlijke en vastgestelde zaak scheen, was in het kabinet nog slechts eene hoop, die bevestigd moest worden, en eene belofte, waaraan nog Iedere waarborg van zekerheid ontbrak. Zóó loopt veelal het gerucht de waarheid vooruit, en zoo de volkeren dat beter in het oog hielden, zouden ze zich niet zoo vaak noodeloos ontrusten en minder grondeloos hopen, om niet zoo vaak te worden teleurgesteld.

»De kroning zal geschieden in deze stad van Trier, en bepaald bij deze samenkomst der beide Vorsten,” ging de Graaf voort; »de Hertog zal daarvoor den Keizer van het Duitsche Rijk ten eeuwigen dage houden en erkennen als Opperleenheer…”

»En ontslagen zijn van alle leenplichtigheid jegens Frankrijk,” viel Karel in.

»Dat punt kan hier niet worden beslist,” antwoordde Varnemburg.

»Bij St. Joris van Bourgondië!” riep Karel, »uw Keizer is te