Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/96

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hertog, Genadige Heer! maar niet aan den Hertog van Bourgondie.”

»Welnu! de verloving is zoo goed als geschied,” hernam Karel zachter; »wat zoudt ge dan nog aarzelen!”

»Met uw verlof, edele Vorst! Die verbintenis van een Zoon van Oostenrijk met uwe erfdochter is de éénige ejsch van onze zijde; en wij hebben recht daarvoor andere waarborgen te vragen, dan de onzekere beloften, die tot hiertoe zijn gewisseld; er moet vervulling zijn, eer wij in alle wenschen van uw kant, zonder voorbehoud, kunnen toestemmen.”

»De éénige eisch!” herhaalde de Hertog van Bourgondië met ergernis; »gij hadt er nog slechts moeten bijvoegen: een kleine! de éénige eisch! en gij vraagt mij de hand mijner dochter, dat wil zeggen, het recht op haar erfgoed, het recht op Bourgondië, op Vlaanderen, op Henegouwen, op Holland: het recht, in één woord, op alles, wat het mijne is of nog zal worden: in trouwe, ik zou zesmaal zooveel tijd noodig hebben in het opnoemen van wat gij begeert met dien éénen eisch, als gij, met al uwe Duitsche traagheid, om mijne vele aanspraken te herhalen; meen niet, dat de Leeuw van Bourgondië blind is voor zijne eigene grootte. En speel niet met zijn geduld, omdat hij zich een lam heeft getoond aan uwe zijde! Een enkele eisch! zich de erfopvolging te bedingen in mijne Staten, voor nu en voor eeuwig! Bijna het recht om ons te verdringen als het hun tijd wordt. Eene enkele eisch! bij God en St. Joris! die ééne eisch is mij harder dan tienduizend anderen. Vraagt mij de helft mijner vorstendommen, de helft mijner schatten, de helft van mijn leger, en gij vraagt mij nog niet zooveel!”

En hij had gelijk: eene hardere voorwaarde was er voor hem niet uit te denken, dan het uithuwelijken zijner dochter. Dat was hem de rechterhand ontnemen; dat was zijne gansche staatkunde verlammen; dat was hem gewelddadig scheiden van het bondgenootschap van alle Prinsen en van alle Vorsten in Europa, die hij met deze rijke hand tot zich wenkte, zoodra hij wilde; dat was hem versteken van het groote middel, waarmede hij vrede stichtte of oorlog kon voortzetten zoo vaak hij wilde; dat was een grenspaal zetten tegen al zijne staatzuchtige plannen; dat was hem het groote geheim afvergen, waarmede hij vrien-