Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VI.
De Koningin krijgt bezoek.




Maar het was Honthorst niet toegezegd, dat hij even rustig zijn post betrekken zou. Om in de bedoelde gaanderij te komen, zonder den ongewonen weg te nemen, dien Jonkvrouw d’Arcy en haar geleider gekozen hadden om die te verlaten, moest hij eerst het hoekpaviljoen binnengaan dat er heenvoerde, en den ingang daartoe kon hij niet bereiken, zonder het plein over te steken en langs de groote hofpoort voorbij te gaan, die tegen over eene der ophaalbruggen lag. Die poort stond bij dag gewoonlijk open; tegen onbescheiden indringen van wie geen recht hadden binnen te treden, was er genoeg voorzorg genomen door eene goede wacht, en daarbij de eerbied voor een vorstelijk verblijf, voor het lusthuis van den Stadhouder, den geliefden Frederik Hendrik, hield het goede volk wel terug zonder stoffelijke belemmering; en personen uit een stand boven de volksklasse verlaagden zich niet om hunkerend op plein en basse-cour rond te dwalen, terwijl hun de intrede tot het lusthuis zelf niet veroorloofd was. De lustige en luidruchtige stoet, die deze poort binnentrok op het oogenblik dat Meester Gerard voorbij wilde gaan, was dus wel een gezelschap van rechthebbenden. De wijze ook waarop het zich aankondigde, getuigde dat. De schildwachten stelden zich en haie en bewezen krijgseer. Loopers en heidukken snelden vooruit, om ieder oponthoud, iederen hinderpaal uit den weg te nemen, door het enkel uitroepen van de namen der komenden.

En welke namen ook hadden zij te noemen!

»Hare Doorluchtige Hoogheid de Prinses van Oranje!”