Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de Paltz!” En tegelijk schaarden zich allen ter zijde, die eerst den voortred hadden genomen, zelfs de Prinses, want de snelle draf, waartoe die stoute rijderes en de dames, die haar volgden hare vurige genetten hadden aangeprikkeld, liet zich niet zoo schielijk tot den pas dwingen, en ’t moest zelfs wat vreeze geven, voor wie het aanzagen… maar de uiterste behendigheid dier Amazone bleek: dicht bij de Prinses gekomen, dwong zij met een forschen ruk aan den teugel het dravende ros tot volkomen ruste, en zich buigende met bevalligheid en met eene lichtheid, als ware zij uit een armstoel opgerezen, groette zij de Vorstin met hare rijzweep.

Het was in waarheid een wonder aantrekkelijk schouwspel haar dus te zien, de Vorstin, nog meer belangwekkend door haar ongeluk dan door haar rang, en bekoorlijk meer nog door betooverende losheid en gratie van houding en manieren, dan juist door uitstekende schoonheid. Maar het eigenaardige van hare bevalligheid kwam juist het best uit, als zij een fier ros tot voetstuk had, eene rijkleeding tot draperie. Onder de Vorstinnen van haar tijd werd zij geroemd als de stoutste Amazone, en geheel het voorkomen dezer kleindochter van Maria Stuart beantwoordde aan die faam; hare gestalte, slank en buigzaam, getuigde van kracht en vastheid; hare houding was fier, maar zonder stijfheid; hare bewegingen waren vlug, maar besloten, en haar blik was snel en scherp. Zij had het gewelfde voorhoofd en de zonderlinge uitdrukkingvolle oogen harer grootmoeder; maar voor ’t overige waren hare trekken wel wat te sterk en te hard voor eene vrouw, en daarom paste haar zoo goed eene kleeding, die zonder het vrouwelijk karakter geheel te verliezen, toch eenige overeenkomst had met een mannelijk gewaad. Hetzij eene luim van het oogenblik, waarin zij zich met herinneringen van vroegere grootheid wilde begoochelen, hetzij enkel uit voorliefde tot het bevallige kostuum, de Koningin van Bohemen droeg de nationale kleeding van haar verloren rijk, die zich, met eenige wijziging, werkelijk goed eigende tot een rijgewaad. Geregen halve laarsjes van rood marokijn leder, scherp gepunt, in tegenstelling van het breede vierkante voetschoeisel der eeuw, en met borduursel van gouddraad en zijde opgewerkt, deden haar fijnen voet volmaakt recht; een ruime pantalon van fijn wit