Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/107

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gereden heb, bij mijne trouwe! als een koerier die goede tijding brengt, en die kinderen mij ternauwernood konden bijhouden. Die kinderen… dat waren hare beide dochters en haar jongste zoon, Prins Robert, nog een knaap, maar zij hadden toch van geene kleine behendigheid in de rijkunst blijk gegeven, want zij had slechts eenige stappen op hen vooruit; — meer langzaam, meer voorzichtig, meer schuchter, of meer achteloos en minder begeerig, om aan het doel van den wandelrit te komen, volgde eene wijle daarna nog eene dochter der Koningin: Prinses Louise. Deze werd geleid door twee cavaliers, die beiden ook zich geene moeite gaven haar met hun voorbeeld haast te prediken. De een werd aangekondigd als:

»De Landgraaf Willem van Hessen!”

De ander scheen geen titel te hebben, die op zulke wijze nevens die der hooge personen mocht worden uitgesproken; maar zekerlijk zoo persoonlijke voordeelen in rekening waren gekomen, had hij niets behoeven toe te geven aan iemand van ’t vorstelijk gezelschap, zelfs niet aan den jeugdigen Landgraaf zelven, die voor den edelsten en beminnelijksten Prins van ’t stadhouderlijk hof doorging. Vreemd was het, dat deze geheele stoet, dus in twee groepen verdeeld, zonder eenig mannelijk geleide was dan de genoemde heeren, een klein gevolg van pages en piqueurs uitgezonderd, die welhaast aankwamen, voor. afgegaan door eenige staatdames der Vorstinnen, die, of door bescheidene terughouding, of werkelijk door mindere geoefendheid ietwat achtergebleven waren.

Het spreekt vanzelf, dat onze schilder, zich kruisend met zulk en stoet, niets had kunnen doen dan eerbiedig ter zijde treden, en met een pijnlijk gezicht den hoed afnemen, dien hij pas wat dieper in de oogen had gedrukt, om niet terstond herkend en aangesproken te worden door de personen, die hij zou ontmoeten. Toch troostte hij zich, terwijl hij bij zich zelven zeide:

— Dat ’s misschien eene uitredding voor vriend Diedrik, schoon hij het eene kwade fortuin zal noemen; dit doorluchtig bezoek, dat zij ontvangt, zal de Koningin wel voor vele uren beletten aan hem te denken, zoo niet maken dat zij hem gansch vergeet, en zoo ze zich zijner daarna mocht herinneren, heeft ze licht die gedachte diensten niet meer van doen, en ik zal