Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/108

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat moment waarnemen en zorgen, dat hij oorlof krijgt om te gaan, want deze lucht deugt niet voor dit jonge mensch, en zijn hierzijn bezwaart mij de consciëntie…

Terwijl de schilder deze overwegingen maakte, was een deel van het hooge gezelschap afgestegen met de hulp van allerlei soort van hofbeambten, in der haast toegeschoten.

De Markies de Sourdiac had de Prinses binnengeleid, en andere aanzienlijke heeren van het gevolg der Koningin Maria bewezen dezelfde diensten aan de Koningin van Bohemen en aan hare dochters. Willem Frederik had de stoutmoedigheid genomen zijne dame den arm te bieden…

Intusschen waren de twee cavaliers met de jonge Prinses Louise eindelijk genaderd. En Honthorst kon zijn uitroep van verwondering niet terughouden, toen hij in den eenen den schoonen jonkman van het balkon herkende.

—Ter sluik weggevloden en nu triomfantelijk te keeren in ’t gezelschap van Mijnheer den Landgraaf, en als geleijonker mijner bevallige leerlinge, de Prinses Louise! en dat hij het is, hetzij door de keuze der jonge Vorstin, hetzij door vrijpostige stoutigheid, dat blijkt wel, want daar helpt hij haar van het paard! voorwaar, die kwant verstaat de hofkonst.

Inderdaad, de jonge Graaf Willem was zelf uit den zadel gesprongen, maar had aan René de l’Espine de eer gegund de dame tot afstijgen de hand te reiken, en de minnelijke glimlach, waarmeê zij die hulp aannam, bewees, dat de Prinses er zich niet slechter door gediend achtte. Honthorst verbeeldde zich zelfs, dat de cavalier langer dan volstrekt noodig was hare hand vasthield; zoo dit waarheid was, dan strafte zij die stoutheid niet dan door dieper te blozen, en de straf, die hij had verdiend, trof slechts Mijnheer Baudrin, een edelman der Koninginne-moeder, die haar den arm kwam bieden om haar binnen te leiden, want een koele blik en een misnoegde trek op het lief gelaat was zijn loon voor die hoffelijkheid.

De l’Espine’s oog ook rustte lang niet vriendelijk op dien heer, terwijl hij zijne buiging maakte voor Louise; daarop wendde hij zich snel naar den Landgraaf. Deze was nauwelijks van zijn paard gesprongen, of hij had Honthorst opgemerkt en liep op den schilder toe, terwijl hij uitriep: