Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— En gij begrijpt wel, heer Honthorst! hervatte Graaf Willem, dat het niet bijgeval was dat wij ons over zulke zaken onderhielden.

— Voorzeker neen, Uwe Genade! antwoordde Meester Gerard met zijn schalken glimlach; maar de Graaf was verhinderd dit antwoord te hooren; een page van de Prinses kwam schielijk naar hen toe en boodschapte, dat de Koningin haar doorluchtigen gasten, ter verwelkoming, was te gemoet gegaan tot in eene der antichambres, en dat er naar Zijne Grafelijke Genade was geinformeerd.

— ’t Is waar ook! ik ben hier gekomen om de Koninginnemoeder! riep de jonge Vorst, waarde heer Honthorst! sprak hij zacht, niet waar, straks vind ik u nog hier?

— Tot uwe bevelen, Heer Graaf! antwoordde deze.

— Kom, de l’Espine! volg mij! Deze ook keerde zich tot den schilder en scheen hem iets te willen zeggen; maar Honthorst deed alsof hij ’t niet opmerkte, en de jonge Landgraaf nam haastig Renés arm en voerde hem met zich.

— ’t Lijkt wel of ze mij vandaag allen van doen hebben, sprak Honthorst in zich zelven meesmuilend, en toch, als het er op aankomt, is er onder die allen niet een, die werkelijk naar mijne konst vraagt, om haar zelve, en naar den konstenaar… zeker niet meer dan als het middel, waardoor zij voor hunne begeerten of hunne ijdelheden voldoening wachten; doch de Koningin zal nu wel voor een goed uur bezet zijn; deze heeren vinden zoo ras niet hunne vrijheid weêr; Mejonkvrouw d’Arcy moet nu al voorlang zijn teruggekeerd of haar uitstap zou opgemerkt worden, ik heb dus niets beters te doen dan den armen Diedrik af te lossen, en hem voor te stellen den maaltijd te nemen tot Naaldwijk.

Maar reeds vond hij den jongen Amsterdammer niet meer op de plaats, die hij zijn post noemde, en evenzeer ontrust als ontevreden, nam hij haastig het noodigste in eene herberg van het dorp Honselaarsdijk en keerde toen schielijk naar het kasteel terug, om van Diedrik’s afzijn opheldering te verkrijgen.