Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

d’Arcy terstond met zichtbaar welgevallen de hand reikte, en toen de jonge dame die gekust had, sprak zij een geruimen tijd met haar; daarop wendde Maria zich tot andere personen van hare omgeving, en tot aller bevreemding niet het eerst tot Monsignore Fabroni den aanzienlijksten in rang, en die ook de eerste in hare gunst placht te zijn; maar evenmin tot de Markiezin de Sourdiac; zij wisselde slechts eenige onbeteekenende woorden met lieden, die niet gewoon waren zich dus op den voorgrond geroepen te zien. Fabroni, blijkbaar met zijne Vorstin op koelen voet, gaf geen teeken van ongeduld of verwondering; maar de Markiezin verbleekte van spijt, en de Vicomtesse werd vuurrood van ergernis. Later en alsof zij hem nu eerst opmerkte, deed zij een paar vragen aan Fabroni, en daarna onderhield zij zich eene wijle met Mevrouw de Sourdiac; maar schielijk, en als vreesde zij deze te veel te onderscheiden, wendde zij zich weêr van haar af, om Mevrouw Fabroni toe te spreken, voor wie echter die toespraak te laat kwam, en die dus in hare antwoorden wat humeur liet doorschemeren, en Maria, die zoo noodig oorzaak tot naijver en onmin te mijden had tusschen drie personen, die voor haar allen evenzeer van belang waren, had niets uitgewerkt dan ze alle drie even ontevreden te laten, omdat zij het ongeluk had nog altijd zich te laten beheerschen bij hare handelingen door de luimen eener Koningin en de inzichten eener valsche staatkunde, in plaats van zich te schikken naar de noodwendigheid, die de zwervende ballinge aan hare volgelingen had moeten verbinden als eene vriendin; in plaats van hen door woord en daad eendracht en vertrouwen te prediken, wist zij afgunst en verdeeldheid onder hen te doen heerschen, door hare gunsten en haar vertrouwen te wisselen als bij den dag, en die even onrechtmatig te geven als terug te nemen, door daarbij aan de influisteringen van de eene partij tegen de andere gehoor te geven, en hare welwillendheid te regelen naar zulke opvattingen; en dat verwijderde hen meer van haar in den geest, dan hare verloren macht en grootheid, want ondanks dat verlies waren zij haar getrouw gebleven; zij hadden reeds daardoor recht op een ander loon, dan dat, hetwelk koninklijke trots en onverstand wisten uit te deelen, en, ze verkregen dat loon toch niet, was het vreemd