Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

haar aan tot meerder vlijt en de andere gaf haar zulken steun, dat het haar werkelijk gelukt was, op de Koningin een zulken noodlottigen invloed te oefenen, dat deze plannen opvatte in den geest van dat waarvan wij haar aan Honthorst opening zagen geven, en waartegen, als verwacht was, Fabroni zich scherp had verzet, hetzij de Koningin ze nu doorzette of niet, hetzij ze zich Mevrouw de Sourdiac tot hulpe riep of eenig persoon buiten haar gevolg, daar was misnoegen, ontstemming, wantrouwen tusschen den Vicomte en de Koningin, hij zou van sommige harer raadplegingen uitgesloten zijn, en zelfs had de Koningin het misnoegen eenigszins openbaar gemaakt voor den lynxenblik der hovelingen, door een anderen dan Fabroni naar den Haag te zenden tot de Staten, als gaf zij blijk van hare vreeze, dat deze hare intentiën daar niet goed zou steunen of zijne eigene zaken zou doen in plaats van de hare. Uit dit zaad konden allerlei gifplanten opschieten, en ten laatste zelfs scheiding voortkomen; maar bij een karakter als Fabroni, was het denkbaar, dat in den strijd tusschen plicht en gevoel, de eerste nog zeer lang de worsteling zoude volhouden, en bij de Koningin zelve, waar zij toornde of wantrouwde, was het te wachten, dat de overtuiging van zijne noodwendigheid haar zoo voorzichtig zou maken, als zij het zijn kon. Er moest meer gevonden worden, er moest iets gebeuren, dat plotselingen, heftigen strijd, ongewachte uitbarsting daarstelde en dat tot besluiten bracht, door hartstocht opgewekt, te midden hunner woeling volvoerd en later onherroepelijk, zelfs bij oprecht berouw van weêrszijden. Zoekende naar zulk eene aanleiding, meende Mevrouw de Sourdiac het gevonden te hebben in de opgewekte jaloezie van Mevrouw Fabroni, die de Koningin zou dwingen partij te nemen voor Mademoiselle d’Arcy , of haar op te offeren; in ieder geval werd de positie van Fabroni onhoudbaar: wij zullen haar zelve de verwachting, die zij op deze intriguen bouwde, verder hooren opsommen, als wij haar samenbrengen met den bondgenoot, van wien wij spraken. — Een woord moeten wij zeggen tot hare verontschuldiging; zij geloofde aan de waarheid van de opmerkingen die zij de Vicomtesse mededeelde, of liever zij had die opmerking eener geheimzinnige verstandhouding tusschen Mijnheer Fabroni en Mejonkvrouw d’Arcy werkelijk gemaakt, en die