Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/122

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verstandhouding bestond, alleen niet in zulken zin als zij meende; zij vergiste zich in de aanleiding, hetzij ze niet goed had kunnen opmerken, hetzij ze niet veel moeite had gedaan om helder te zien, reeds tevreden met den schijn, liever zich dus vergiste, dan het tegendeel zeker te weten. Het is zoo, zij wist zeer wel dat het portret van Mijnheer Fabroni niet in het gebedenboek van Mejonkvrouw d’Arcy thuis hoorde en toch… zij wilde het er in stellen, en het dus zijne gade toonen; maar zij onderstelde, dat een dusdanig teeken van teedere vriendschap tusschen den edelman en de jonkvrouw zou gewisseld zijn, en zij dacht niet te veel te doen met op die onderstelling voort te bouwen. Wij geven deze ontschuldiging niet om eenigszins het booze beginsel, waaruit Mevrouw de Sourdiac handelde, te verzachten of te bewimpelen; integendeel, wij houden het kwade kwaad, zelfs al werd er een goed doel meê beoogd; het doel van deze vrouw was in geen geval een goed, het ontstond daarbij uit de lage beginsels van eigenbaat en afgunst; maar al waren het enkel lofwaardige beginselen geweest, of eerlijke afschuw van plichtschennis, nòg had het haar niet vrijgestaan de rust van eene echtgenoot op zulke wijze te verstoren; altijd dreef zij nu een verschrikkelijk spel en een verachtelijk tevens.

Ware Mevrouw Fabroni eene vrouw geweest van een kalmen, helderen geest, dan had zij wellicht de strikken vermoed, die haar gespannen werden, zoo zij die al niet had doorzien; maar, als wij gezien hebben, ze was dat niet, en was dus op dat punt in ieder net te vangen, hoe grof het ook was geweven, en zoo de liefde slecht ziet, de jaloezie is volslagen blind, juist terwijl zij meent scherp te zien. Iedere schijngestalte wordt haar vaste vorm, alles is haar bewijs, alles geeft haar zekerheid.

Jaloezie is de ongelukkigste en de ondankbaarste aller hartstochten; haar hoogste loon, hare hoogste bevrediging is juist de diepste rampzaligheid van wie ze drijft, en zij is nog daarbij eene kwaal, die evenzeer schrik wekt als belaching, die in hare schrikwekkendste uitingen zelfs nog stof geeft tot den glimlach, — de jaloezie (ik zal, ditmaal van haar een weinigje partij trekken) is de vruchtbaarste passie voor een auteur; met de jaloezie maakt men alles wat men wil; als hij de vrees en het medelijden wil van de tragedie, neemt Shakespeare Othello, als hij den luiden lach