Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/125

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ongelukkigen Keurvorst Frederik V, dien men een Koninkrijk had opgedrongen, dat hem voor één winter eene kroon gaf, die hem voor al zijn leven van zijne erflanden had beroofd, was dus ook, als Maria de Medicis, Koningin in naam en zonder rijk; maar was er tusschen haar beide gelijkheid in openlijk ongeluk, haar toestand was toch niet gelijk, en evenmin was er gelijkheid in de wijze, waarop Elisabeth het hare droeg. Zij kon het ook zien met andere oogen als deze, en bij gevolg ook met meer kalmte en berusting dragen. Zij was niet zelve de oorzaak der rampspoeden, die over haar gekomen waren. Lauwe bondgenooten, krachtige vijanden, de woelingen en de vooroordeel en der volken, en nog daartoe ongelukkige krijgskansen, hadden haar gemaal een schepter doen verliezen, dien hij wellicht niet had moeten aanvaarden; maar zij zelve had niet het gezag in handen gehad, noch eene onnatuurlijke worsteling aangevangen om het te behouden. Als trouwe gade was zij een gemaal gevolgd in ballingschap, en had zij met hem geleden tot aan zijn dood; zij vond vergoeding in de liefde harer kinderen, en stond niet als kinderlooze weduwe dáár, verdreven door een eigen zoon, en mocht het haar een grieve zijn geweest, dat haar vader niet naar vermogen door invloed en wapenen haar gemaal had gesteund, Europa kon toch op haar niet de vlek werpen, dat zij om de voldoening van eigene eerzucht de rechten van hare kinderen had benaderd, noch dat zij door rusteloos woelen en intrigueeren gevaarlijk werd voor wie zich aan haar aansloot, of van zich afkeerde wie zich met haar had verbonden. Maar droeg zij haar lot kalmer, het was ook een beter dan dat van Maria de Medicis. Zij was wel als deze, ballinge buiten hare staten, maar was niet als zij, zwervelinge, die nergens nog vaste verblijfplaats had gevonden, en die in dit oord, waar men haar doortocht had vergund, ternauwernood en niet zonder geheime onrust hare oponthoud durfde verlengen, terwijl de Keurvorstin terstond met oprechte welwillendheid was ontvangen door de Staten en den Stadhouder beiden, waarbij men haar wel geene zoo kostbare en schelklinkende feesten van blijde welkomste en inhalinge had bereid, maar waar men haar met vertrouwen en hartelijkheid te ge moet kwam en eene onbekrompene gastvrijheid bood, zoolang zij die zou behoeven; en hoevele jaren aaneen zij ook gedwongen was