Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/126

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die in aanspraak te nemen, daar was niemand die ze met ongeduld of met onrust had geteld, en toen later bij hare politieke rampen ook nog familieleed haar trof, waarvan wij den aanvang zullen schetsen, vond zij nog drie dingen, die ook eene vorstin niet ontberen kan: achting, medelijden en welwillende genegenheid. Het volk beminde haar, en de Staten betoonde haar te allen tijde »goede gunst en hooge estime”; dezelfde oorzaken, ook die vooroordeel en mistrouwen wekten tegen Maria de Medicis, wekten voor haar vertrouwen en vriendelijke vooringenomenheid; hare afkomst en hare godsdienstbelijdenis. Tegen Italianen en alle zuidelijke bewoners van Europa had men in Holland een onuitroeibaar vooroordeel opgevat onder de worsteling tegen Spanje, en van alle bekende geslachten in Italië was juist dat der Medicis een der meest gewantrouwde, en niet gansch zonder recht. Elisabeth was verwante van de Engelsche Koningin, hare naamgenoote, zuster van Karel I, beiden streng Protestantsche vorsten, wier vriendschap de Staten liever zochten dan die van Frankrijk, door den Stadhouder met meer zorg gekweekt. Dat alles dus maakte den toestand der Koningin van Bohemen meer verdragelijk, minder voelbaar afhankelijk, minder onzeker althans, en het gaf haar die zekereid vastheid, vrijheid en blijmoedigheid, die wij reeds in haar hebben opgemerkt. Misschien was zij daarbij eene meer oppervlakkige vrouw dan Maria, voor wie het verlies van werkelijke grootheid niet die zwaarte had, mits zij er den schijn van behield, en had zij in haar karakter die zekere loszinnigheid en onnadenkendheid, die velen van de Stuarts onderscheiden heeft, om met meer lichtheid over de smarten des levens heen te zien; hoe het zij, nog in den vollen bloei der jeugd, al had zij reeds eene dochter, waarvan Vader Cats zou gezegd hebben:

„Wanneer een maagd zoo lange wast,
„Dat haar des moeders mantel past,” enz.

en in haar geest, hare bevalligheid en haar smaak nog vele bronnen ziende van levensgenot, vergat zij niet daaruit te putten, en nam nog dankbaar van het lot en het leven, wat beide haar te schenken hadden. En het stadhouderlijk hof, onder het