Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/127

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voorzitterschap van Amalia van Solms, was rijk genoeg aan genietingen en verstrooiingen, om eener lijdende, die geheeld wilde worden, afleiding te geven, en haar tot vergetelheid van zich zelve te brengen. Veelmalen zeker werden der onttroonde Koningin hare verliezen herinnerd door de pijnigendste verlegenheid in het financieele, die haar dwong tot den verkoop harer sieraden, of tot de beleening van haar huiszilver; maar in zulk een diep verval waren hare zaken op dit oogenblik nog niet, en nooit toch is haar gebeurd, wat Maria de Medicis te wachten stond, en waaraan Richelieu en de zijnen, en, helaas! deze zelve, nu zoo vlijtig arbeidden; zij verloor nooit hare politieke beteekenis; zij bleef in de mogelijkheid haar vorstenrang en hare waardigheid op te houden tot op het laatste toe, toen haar geslacht in een deel zijner rechten werd hersteld; na het jaar 1648 raadpleegden de Staten, die haar jaarlijks 12000 gulden tot onderhoud gaven —: »op wat wijze en ordre het vertrek van de Koninginne van Bohemen uit dezen Staet naar Duytschland soude konnen worden gefaciliteerd ;” — hetgeen de Staten zeker niet zouden gedaan hebben, zoo zij evenals de Koninginne-moeder van trap tot trap tot eene zulke diepte van verval ware gekomen, dat een staatslichaam haar niet meer als vorstelijke vrouw kon erkennen. Ook hare positie aan het stadhouderlijk hof was gemakkelijk en gunstig.

De Gravin Amalia was met haar in Holland gekomen, toen zij derwaarts heen vluchtte, na het verlies van den slag bij Praag; haar verlies van grootheid was dus, om zoo te spreken, de eerste tred tot die der Gravin; door de keuze van Prins Maurits was Amalia de gemalin geworden van zijn broeder, nu de regeerende Stadhouder (want, ondanks alles wat hij voorgaf en wat de Staten eischten, Frederik Hendrik regeerde altijd een weinig), en de Prinses van Oranje had het voorrecht eene Koningin te ontvangen aan haar eigen hof; wie zij zelve als ballinge was gevolgd, en haar eene vorstelijke gastvrijheid te bieden, die genomen werd zooals geboden, met een oprecht harte. Wellicht had de jeugdige koningsdochter van Engeland, toen zij eene wijle den hoogen zetel in de Paltz mocht bezitten, en met de geparelde mijterkroon van Bohemen hare lokken sierde, de geestige Gravin Amalia onderscheiden, bemind en op