Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/133

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gemaal, zonderling waar zij strekken om haar aan een hof te brengen, meer waardig haar te ontvangen dan het Haagsche, zijnde het niet in ons vermogen Uwe Majesteit ietwes beters te bieden. Ik zal dus uw koninklijk verlangen den Stadhouder overbrengen. En zij stond op als ware het om een eind te maken aan het bezoek. Maria de Medicis, die iets van die spijt begreep, maar voor wie het onmogelijk was zich ook maar door een woord eenigszins te herroepen, zeide alleen:

— Mijn reisje door Holland, Mevrouw! zonderling mijn verblijf in dit lusthof, mijn oponthoud te ’s Hage, en onder dat alles het verkeer met het Haagsche hof, met Uwe Doorluchtigheid, Zijne Hoogheid den Prins, en het verder belangwekkend en uitnemend gezelschap, dat tot uwen hofkring behoort, heeft mij zooveel geneugte en voldoening gegeven, zooveel zoetheden opgeleverd, dat alleen de liefde tot mijne dochter Henriette-Marie en de wenschen van den Koning mij naar Engeland trekken, en dat bij gevolg het geheugen en blijvend gedenken aan dit liefelijk oord van Holland mij derwaarts volgen zullen, en ik niet zal nalaten den roem en den roep daaraf dus te verbreiden, dat ik niet betwijfel of welhaast eenige Engelsche prinsesse zich geprikkeld zal voelen van den lust, om dat land, dat hof, en zoo uitnemende en doorluchte personaadjen te zien en te leeren kennen; Naar mijn gevoelen, Mevrouw! zult gij welhaast na mijne aankomst in Engeland andere gasten te ontvangen hebben. — In die laatste zinnen legde Maria de Medicis eene zekere beteekenis, die door Amalia zeer goed werd verstaan, en niet vreemd, de Koningin had snaren aangesproken, die bij haar snellen, helderen weêrklank gaven: moederliefde en eerzucht. Ook verhelderde zich haar gelaat, een vriendelijker glimlach plooide zich om haar mond, en hare sprekende oogen zeiden veel meer dan hare woorden toen zij hernam :

— Het kan niet anders, of goede en nauwe relatiën met Engeland zullen den Prins hoogst aangenaam zijn, zoo iets mij kon troosten over het besluit van Uwe Majesteit om ons te verlaten, zal het zijn de overtuiging, dat zij goed genoegen heeft genomen in het onthaal, dat wij boden en zich dat te Whitehall herinneren wil.

— En nu, Mevrouw! hervatte Maria, die rondgezien had on-