Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/134

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der de aanwezigen, of zij werkelijk iemand zocht, dien zij niet vond, waarom moet ik heden het genoegen missen den minnelijken jongen Erfprins van Oranje hier te zien? Zooeven, toen de Heeren mij hunnen handkus brachten, meende ik naar hem te vragen.

— Mijn zoon Willem is bij zijn vader te ’s Hage, antwoordde de Prinses, maar de begeerte van Uwe Majesteit, hem weêr te zien, is voor ons als voor onzen zoon dus vleiend en eervol; dat Zijne Hoogheid wel zeker bij zijn eerste bezoek aan Uwe Majesteit niet zal gebreken hem met zich te brengen.

— Zekerlijk, ik reken daarop. Ik wil mij zijne trekken dus vast in ’t geheugen prenten, dat ik nood ziende zijn portret zou kunnen geven door beschrijving… fluisterde Maria zeer zacht.

Om de belangstelling der Prinses te begrijpen in het onderwerp van dit gesprek, moeten wij doen opmerken, dat door de Koningin Maria, bij haar verblijf in Holland en te ’s Hage, meer dan één ontwerp van een huwelijk was aangegeven voor den zoon van den Prins van Oranje; het is niet onwaarschijnlijk, dat Mademoiselle de Montpensier, het eenige kind van Gaston van Orleans, en erfgename van diens groote fortuin en van al zijne hoogere uitzichten, eene der aangewezene prinsessen is geweest, althans, daar de geschiedenis spreekt van de hoop, die Frederik Hendrik heeft kunnen voeden op de hand eener Fransche prinses voor zijn zoon, en de verhouding der Koningin Maria tot hem en tot Monsieur, geeft ons dit eenig recht aan diens dochter te denken; maar hetzij er vreeze wast dat de verwezenlijking der verbintenis hinderpalen zou vinden in den wil van den Koning en den Kardinaal, of wel, dat de Prins de overtuiging had, dat zulke vereeniging met eene Fransche, Katholieke prinses tegenstand zou vinden bij de Staten en de afkeuring van het Nederlandsche volk zou wekken, dit ontwerp loste zich op in damp, zonder eenig spoor na te laten; maar iets anders was het met een huwelijk in het Engelsche Koningsgeslacht, dat gewis de sympathie der natie zou hebben, waarbij men van de goedkeuring der Staten vooruit als verzekerd was, en dat, terwijl het Frederik Hendrik zuiverde van de blaam eener al te groote Franschgezindheid,