Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/175

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waarbij ik mij voegen kon zonder zwarigheid en als vanzelf, heb ik mij een paard laten brengen onder mijn balkon, en ben van dáár opgestegen, om de zalen of de gaanderijen niet door te gaan op het oogenblik dat men naar de mis ging, en dat altemaal om door niemand ontmoet te worden; nu zijt gij de eenige die mede weet, en als ik mij verraden zie, weet ik dus aan wie ik het te danken heb! En mijn dank zal groot en innig zijn, wees er zeker van, zoo groot als mijn hartstocht voor de Prinses!

— René ik vergeef het u, dat gij mij dit zegt; ik weet wel dat gij mij haat, dat gij aan mij niet denkt dan met koele minachting; maar gij weet ook dat ik u niet schaden zal, niet kan! Omdat, René omdat…

— Gij durft niet, dat is mij genoeg! Naar uwe redenen vraag ik niet! En nu van Lucienne! Ik heb oorzaak om te vermoeden, dat gij haar kwaad wilt, wees ook hiervoor gewaarschuwd: zij moge u heilig zijn, geen smet zelfs op het rein gewaad dier reine…

Mevrouw de Sourdiac geraakte zichtbaar in groote verlegenheid, — Maar, Ridder! riep zij eindelijk, als gij mij ieder middel tot intrigue ontzegt, hoe kunt gij dan willen, hoe kunt gij dan eischen, dat ik slagen zal? Lucienne is de twistappel, dien ik tusschen de Fabroni’s en de Koningin had willen inwerpen, en nu neemt gij mij dien uit de hand! Weet gij wel, Mijnheer de Ridder! dat ik op mijne beurt den Kardinaal van die tegenwerking rekenschap zou moeten doen, en dat zijne Eminentie weinig gediend zal zijn met allerlei protectiën en opvattingen uwer galanterie, die ook zijne zaak hinderlijk zijn?

De glimlach, waarmede de Ridder naar die woorden luisterde, was onuitsprekelijk minachtend, en er lag iets schimpends in den toon, waarmede hij antwoordde:

— Maar ongelukkige, dwaze vrouw! begrijp dan toch iets van de belangen waarmede gij speelt. Juist de Kardinaal zou u eene zulke fout niet vergeven! Iets ondernemen tegen Lucienne d’Arcy om haar te verderven, haar verdacht te maken! weet gij dan niet, dat hij in haar meer belang stelt dan in iemand van ons, dat hij haar zelf in Parijs terugwenscht, dat hij haar dáár een groot huwelijk voorbeschikt en dat, zoo ras zij toe-