Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en toen hij hier binnenkwam, was die jonge geheimzinnige cavalier met hem, van wien wij allen meer gissen dan weten, en dien Mijnheer de Kapelaan met u in gesprek heeft gezien, toen hij u tot de mis kwam roepen.

— Maar, Mijnheer! gij laat mij dan bespieden! riep Lucienne verdrietig.

— Ik laat u gadeslaan, mijne lieve! hernam hij ernstig, en dat moet gij mij vergeven, een zoo dierbaar pand!

Lucienne zweeg verslagen.

De Vicomte zweeg ook eene wijle en hervatte eindelijk:

— Dit bewijs van uwe verstandhouding met den persoon, die zich Ridder de l’Espine noemt, en met wien de Koningin zelve geene nadere bekendheid heeft, dan dat Bassompierre hem heeft aanbevolen als een vijand van den Kardinaal, is mij zeer tegen, en te eer, daar hij een bevallig en verleidelijk schoon cavalier is.

— Neen, Mijnheer! neen! wees daarop ten minste gerust, de Ridder de l’Espine is voor mij niet gevaarlijk, kan het niet zijn voor mij, want…

— Want? vroeg Fabroni uitvorschend, wat getroffen over hare plotselinge terughouding.

— Want, hij bemint eene andere, voegde zij er bij.

— Ah! is dat uwe reden tot gerustheid… en wie is de gelukkige schoone, die hem naar uw oordeel zulk eene uitsluitende passie inboezemt?

— Monsignore! dat is zijn geheim.

— Voorzeker, de kennismaking met dien jonkman oefent u in vele deugden, hernam Fabroni een weinig ironiek; maar strenger en ernstiger voegde hij er bij: -- Alleen daar gij ook vóór zijne overkomst hoedanigheden bezeten hebt, op wier behoud uwe ware vrienden voor u prijsstellen, zult gij de goedheid hebben, Mejonkvrouw! die vriendschapsbetrekking af te breken!

— Maar, Mijnheer de Vicomte! als die nu zoo nauw is, dat…

— Hoe nauwer, hoe meer noodig de scheiding, arm kind! die man is valsch, hij speelt eene dubbele rol, welke dan ook, en hij schijnt mij iemand toe, die alle personaadjen kan aannemen welke hij goed acht, Voor de tooneelspelers van Mijn-