Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/186

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

fer gestikt, en die met breede alençon-kant omzet was, zooals eene dame zich die wenschen zou. De andere hand speelde met den kleinen zilveren reukbal, en fil de graine gewelkt, die eenige korrels muskus bevatte, eene passie van het tijdperk, waaraan zulke jonkertjes, als de Ridder zich nu toonde, wellicht hun bijnaam muscadins te danken hadden. Men ziet, hoewel achteloos, de pose van den Ridder was toch vrij coquet en wellicht opzettelijk dus geschikt; het vervolg zal ons bewijzen, dat deze verdenking niet onbillijk is en niet vreemd; de Ridder wist dat hij een schilder wachtte, die hem reeds een blijk had gegeven van welgevallen in zijn uiterlijk, en de Ridder wist ook, dat iemand die behaagt, altijd eene kans meer heeft tot zijn doel te komen dan een ander. En zeker niets was meer geschikt, het teêre, het vrouwelijk weeke, het jeugdig aanvallige van zijn persoon meer te doen uitkomen, dan dit volslagen gebrek aan houding, aan deftigheid, aan bezigheid, dan dit mollig neêrliggen in ledigheid zonder ruste; dus scheen hij een onschuldige, spelende knaap, een zachte, lijdende jongeling, dien men niets weigeren zou, omdat hij niets belangrijks kon willen, niets degelijks vragen. Wij, die hem reeds in andere gedaante hebben aanschouwd, zouden den goeden Honthorst wel willen waarschuwen, dat deze jonkman een verfoeielijk tooneelspeler is, wiens dubbele rol driedubbele verdenking wierp op hem zelven; want wij zien onzen schilder zoo verrukt en getroffen over hetgeen hij zag, dat hij vlak voor het rustgestoelte staan bleef, in eene houding van bewondering, die geene verdere betuigingen noodig had; maar die hij toch ten laatste lucht gaf door uit te roepen:

— Bij ’t penseel van Rafaël! twee witte vleugelen in de plaats van de wijde satijnen mouwen, en ik had daar het model voor mijn serafijn!

— Ik neem ’t compliment dankelijk aan, mijn brave konstenaar! mits ge mij niet in Dante’s Divina commedia te pas brengt, noch in eenigen middeleeuwschen hemel; ik blijve liefst nog wat op aarde, want ik heb er veel te doen. En op zijn arm leunende wilde hij zich opheffen; maar eene snelle beweging van Honthorst belette het hem.

— Eilieve! dat ik u bidde, blijf nog eene wijle in die rug-