Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/188

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voorbarig; ik ben hier om te hooren, om ingelicht te worden, en eerst daarna mag ik mijne opinie vestigen.

De l’Espine bracht nu met een paar gracelijke bewegingen zijne kleeding wat in orde, schudde zijne blonde lokken ter zijde, die geene andere zorg noodig hadden, om met nieuwe bevalligheid zijn gelaat te omgeven, en sprak toen gul en minzaam:

— Wil vergeven! ik stoorde daar ook al te wreed uw konstenaarsdroom, ware die droom ook maar ietwat minder bovenaardsch geweest, hadt gij mij nu maar eene andere figuur voorbestemd, pardieu! Gij schildert toch Grieken en Romeinen, waarom kon ik u niet dienen voor… een Alcibiades bij voorbeeld, of den jongen Phaon, of iets in dien smaak!

— ’t Is waar, maar, mijn goede Ridder! ik had dat andere noodig… en uwe schoonheid had meer dat eigenaardige…

— Ik ben intusschen blij dat zij wat indruk op u heeft gemaakt, mijne schoonheid, als gij het dan zoo noemt; dat geeft mij wat hoop om te slagen, want ziet gij, Mijnheer Honthorst! ik heb volstrekt noodig u te verleiden.

Honthorst glimlachte goelijk, als iemand die niet heel bang is voor zulke beproevingen.

— Vooraf mag uwe Edelheid gewaarschuwd zijn, dat ik nog al vrij wel tegen allerlei soort van tentaties gewapend ben.

— Toch niet tegen de mijne, zoo ik verhope… En nu eerst eene vraag, zijt gij gehuwd, Meester Honthorst?

— Neen, Mijnheer de Ridder!

— Waarom niet?

— Dat is eene wondre vraag, Mijnheer! daarop ik zoo menigte van antwoorden zou konnen geven, dat al onze tijd verloren ging, want, lieve deugd! uit hoe vele oorzaken kan een man vermijden zulk een nauwen en onverbrekelijk en band aan te gaan!

— Gij wilt mij de uwe daarvoor dus niet meêdeelen?

— Volgaarne! ik behoef ze niet te verbergen, ziet gij; ik voor mij houde het daarvoor, dat de konst eene zeer naijverige meesteresse is, die zich niet wel gediend acht, als zij eene mededingster naast zich ziet, en hoe gering de gunste ook moge zijn, die de godin Pictura mij betoont, ik heb die altijd de