Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Toch, Ridder! twijfel ik of de trots der Stuarts de vereeniging mogelijk zal vinden van eene kleindochter van Jacobus met een zoon van Hendrik IV, voor wiens geboorte het geschut van de Louvre geene honderd en een salvo’s heeft gegeven.

— Zoo zal men honderd en een saluutschoten doen op den dag van ’t huwelijk, en dat brengt alles weder in ’t effen!

— Mijnentwege mag dat zijn, mijn nobele Ridder! maar vergeef mij, ik heb nog geen goed oog op uitzichten dus vèr verwijderd.

— Niet zoo ver verwijderd toch; voordat de Koningin Maria van hier verreist, moet alles beslist zijn, mijn lot, als het hare.

— Beslist voor u, wat dan eigenlijk?

— Mijne verbintenis met de Prinses Louise.

— Gij gelooft dan in vollen ernst aan de vervulling van die hersenschim?

— Mijnheer Honthorst! gij onderwijst de Prinses Louise in de teekenkonst, is het niet zoo?

— Zoo is het! haar, en al de andere vorstelijke kinderen der Koningin Elisabeth; maar wat komt dat hier te pas?

— Welken tijd en welken dag zult gij als zoodanig met haar zijn?

— Het zou moeten wezen morgen in den namiddag, zoo het uitstapje naar Honselaarsdijk geene verschikking brengt in de les.

— Goed! vraag haar dan onder vier oogen, of zij twijfelt, ook slechts twijfelt, hoort gij, aan de zekerheid van die verbintenis? en gij zult uit haar antwoord wellicht een vertrouwen scheppen, dat ik u niet geven kan, naar het schijnt!

— Ik twijfel geenszins aan uw beider goeden wil! glimlachte Honthorst; ik twijfel alleen aan de overmacht der omstandigheden en der relatiën, die met dezen goeden wil botsen zullen

— Maar voor de vastheid er van toch zullen moeten breken!

— Ik zeg u dit, Meester Honthorst! de stroom mijner passiën laat zich door geene hindernissen weerhouden, en de Prinses Louise zal MIJ behooren, of niemand!

— Dat kan eene vijftienjarige licht beloven… maar houden…