Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/210

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en zij legde die uit op hare wijze; zij sprak tegen niemand, zij ergerde zich zwijgend, en, zij wachtte.

Daar diende een page den Heere van Heenvliet aan, opperjagermeester van Holland, die verzocht zijne opwachting te mogen maken, om Hare Majesteit eene jonge ree aan te bieden, die hij op de jacht had buitgemaakt. De Koningin gaf bevel hem in te leiden.

Onder het gewoel en de afleiding, die zijne binnenkomst gaf, sloop Mevrouw de Sourdiac onbemerkt uit de zaal. Zij vond Diedrik op de plaats, haar door de l’Espine aangewezen, die haar wachtte en het gebedenboek overhandigde; de Markiezin, overgelukkig in de bewustheid het middel in hare hand te hebben, waarvan voor haar zooveel zou afhangen, en waarop zij reeds vooruit had gebluft, dankte Diedrik enkel met een haastig woord, wikkelde het boeksken in haar zakdoek, en keerde ijlings naar de zaal terug; wel durfde zij het in deze omgeving niet inzien, om zich van het welslagen des jeugdigen teekenaars te overtuigen; maar in de zekerheid van het bezit, sloeg zij een snellen blik van haat en zegepraal op Fabroni; daarop bleef zij wachten, totdat aller oogen op den Heere van Heenvliet rustten, en op de heeren van den jachtstoet, die hunne onschuldige prooi aan de voeten der Koningin nederleiden; in dit oogenblik voegde zij zich bij Mevrouw Fabroni.

— Eindelijk! zijt gij daar! riep deze ongeduldig.

— Kon ik eerder, terwijl gij uwe plaats hebt gekozen zoo vlak over de Koningin… en Lucienne…

— En hebt gij het beloofde?

— Ja, maar gij begrijpt het kostte moeite; ik moest in hare kamer gaan, zonder opgemerkt te worden…

— En zijt gij geslaagd? vroeg Mevrouw Fabroni met gesmoorde stem, en sidderend het »ja” te hooren, dat zij toch had verlangd.

— Volkomen! neem dit, en zij schoof haar het boekje op den schoot, terwijl de Vicomtesse met haar waaier die beweging dekte.

— Is het dit? vroeg Mevrouw Fabroni verwonderd, wat zal ik daarin vinden?

— Het portret van uw gemaal! ziedaar eene der afleidingen,