Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

begin; doch zonder iets van zijne bedaardheid te verliezen, en slechts even de wenkbrauwen samentrekkend, antwoordde hij:

— Mij dacht toch gij wist, Mevrouw! dat ik niet gewoon ben ondervraagd te worden, en ik acht uwe heftigheid even bevreemdend als ongepast.

— In waarheid! Mijnheer Fabroni is verwonderd, dat in ’t eind eene beleedigde echtgenoote van hare grieven rekenschap komt vragen…

— Mijn goede Vicomtesse! hernam hij met dat zekere geduld, dat nog slechts even eene uitbarsting van eigen ongeduld schijnt te bezweren, gij zult op een anderen tijd die grieven in het breede uitmeten en opsommen, ik heb nu niet de gelegenheid ze aan te hooren.

— Ik begrijp dat! gij wacht hier iemand, gij hebt hier iemand afspraak gegeven! riep zij met onstuimige drift, terwijl groote tranen aan hare fonkelende oogen ontvielen.

— Dat zou kunnen zijn, hernam hij koel, want hij begreep dat afleiden niet meer mogelijk was, en dat er strijd zou moeten wezen, en tegelijk alsof hem iets inviel, liep hij haastig naar de deur bij de schilderij, die wij kennen, haalde bedaard een sleutel uit zijn zak, en sloot die af. Daarop keerde hij zich weer tot zijne gemalin, kruiste de armen over de borst, en zag haar zwijgend aan, of hij zeggen wilde: — Zeg nu maar wat u goed dunkt, ik ben tot uw dienst.

Maar zij eene wijle afgeleid van haar point de départ, riep nu in de hoogste verontwaardiging:

— Hoe nu, Monsignore! gij hebt den sleutel van dát vertrek?

— Waarom niet van dát vertrek? vroeg hij koel.

— Deze kamers worden bewoond door de staatjuffers der Koningin, Mijnheer!

— En verder, Mevrouw?

— En een van deze vertrekken wordt gebruikt door Mejonkvrouw d’Arcy!

— Door Mejonkvrouw d’Arcy of door eene andere, wat doet er dat toe? Gij zult u toch herinneren, Mevrouw! dat ik als opperhofmeester van het huis der Koningin, de sleutels moet hebben van alle vertrekken die ik noodig acht!