Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/213

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— En gij acht dat zeker noodig van dat der Jonkvrouwe d’Arcy! hernam zij met schimpende bitterheid.

— Vooral dát, hernam hij rustig, Demoiselle d’Arcy is eene verwante der Koningin, over wie ik voogd ben!

— O! hoe Monsignore dat zegt men met nobele fierheid, met rustige waardigheid! bij den naam der Madonna! wie zou nu durven beweren, dat gij van de voogdijschap gebruik maakt, om…

— Spreek het uit, Mevrouw! verklaar u in ’t eind! want die aarzelingen schijnen mij meer beleedigend, dan hetgeen uwe onverklaarbare heftigheid zal hebben uit te spreken! Ik verzeker u intusschen, dat ik niet zeer lang aan zulke luim zal toegeven!

— Mijne luim! mijne luim! is dat luim? als ik klage, als ik toome, als ik mij verontwaardig, waar mijn gemaal zijn meesterschap over eene jeugdige weeze gebruikt, om haar tot zijne geliefde te maken!…

— Neen, bij den Hemel! Mevrouw! riep hij nu zonder toorn, gij moet mij zeggen hoe gij tot zulk eene hoogte van dwaasheid zijt geklommen in zoo korten tijd.

— Simpelijk, omdat ik de bewijzen heb van uwe dwaasheden! hernam de dame.

Tudieu! gij hebt bewijzen! riep Fabroni, bewijzen, dat er minnehandel zou plaats hebben tusschen Mejonkvrouw d’Arcy en mij? voorwaar dan hebt gij ’t ver gebracht, sprak hij glimlachend.

— Ja, Monsignore! en zulke bewijzen zelfs, die toch een weinig deze opwelling van overmoedigen lust en vroolijkmoedigheid zullen stremmen, als ik ze der Koningin zal getoond hebben.

— Ah zoo! gij wilt ze der Koningin toonen?

— Zonder eenigen twijfel, dat zal ik doen, zoo ge mij niet volle satisfactie geeft!

— Ik zal u een raad geven: ga met uwe nieuwsmare naar de Koningin! dergelijke vertelsels zijn onder dames altijd gangbaar, altijd belangwekkend, altijd welkom, hoe onwaarschijnlijk ook; maar haast u, want ik heb geen tijd meer, en ik hoor de karos stilhouden, die mij wacht, ik moet uitrijden!