Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bootst, en dat zij het gelaat in eene bepaalde plooi moest houden. Dan wendde zij mijmerend de oogen van den schilder weg, en liet den blik vermeiden in de ruimte; dacht zij dan aan die andere ruimte, aan dat grootere water, dat zij welhaast doorklieven moest, en berekende zij de mogelijke kansen eener verbetering van lot aan de overzijde van ’t kanaal? Somwijlen bukte zij ’t hoofd op de borst en klemde den rozekrans, dien zij gevat hield, vaster in de hand, hetzij onder eenige angstige zorge, hetzij onder stille, maar innige bede; dacht zij dan aan het verledene, of, bad zij voor de toekomst? Honthorst had het u niet kunnen zeggen, en wellicht dacht hij zelf daarover niet, bezig met het werktuigelijke van zijne kunst; somtijds eene wijle gekweld door de verstrooiing der Koningin en hare verandering van pose, herinnerde hij haar door een zacht woord, of door een eerbiedigen wenk aan de eischen van het oogenblik, en gewillig volgzaam schikte zij zich dan weer naar de begeerte van den kunstenaar, en zeker het was even natuurlijk als vergeeflijk dat zulke oogenblikken van stilte en gedwongene ruste, bij deze vrouw, neiging tot nadenken opwekten; want weinige vrouwen, weinige vorstinnen zelfs, konden de gedachten laten gaan over een meer woelig en meer afwisselend verleden, noch over een meer verward tegenwoordig, noch over eene meer onzekere toekomst, dan Maria de Medicis, toen de schilder Honthorst op het kasteel Honselaarsdijk bezig was hare beeltenis af te malen, en met alle recht heeft Vossius, bij ’t zien van ’t voltooide portret, in poëtischen weemoed uitgeroepen:

Dus toont zich Medicis een Moeder der drie Rijken,
De doren van de nijd verstikt haar leeliebloem.
Al wat Fortuyn aan veel der Grooten ooit deed blijken,
Heeft zij alleen gevoeld. Onzeeker is de roem,
Haar klimmen wort verpoost door zwaare ballingschappen;
De troonen zijn van goud; maar glibberig van trappen.

Het voorkomen dan van den schilder teekende eene wijle bijzondere tevredenheid, terwijl hij met een opmerkzamen blik de fraaie hand der Koningin gadesloeg, die achteloos afhangend