Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/225

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Vorst. Honthorst ondernam dat ook niet, overtuigd dat Maria in ’t eind beter gediend zou zijn met de voorlichting en den raad van een man als de Prins, zelfs waar deze hare ontwerpen afkeurde, dan met eene geheimhouding, waarbij de intrigues van Mevrouw de Sourdiac en de l’Espine haar hoe langer hoe dichter omstrikten. Honthorst dan had zuiver gebiecht, en tegelijk, naar hij meende, zijne eigene bezwaren uitgestort op zulke wijze, dat hij er hulp voor wachtte. De Vicomte Fabroni was oorzaak dat de Prins juist aan Honthorst zulke vragen richtte. Hij had in den Haag een geheim onderhoud gehad met Signor Palotti, een Heer, die eenigszins in ’t vertrouwen deelde van den Prins, en hij had zijne vreeze, zijne onrust blootgelegd, dat de Koningin bezig was zich nieuwe ongelukken op den hals te halen, door nieuwe verwarringen te stichten, en dat hij den schilder Honthorst en een zeker jongmensch, dat voor zijn leerling doorging, dieper in hare geheimen dacht, dan voor eene Koningin gepast was, en hij, deftige staatsman, wijs en voorzichtig oordeelde.

Het spreekt vanzelf, dat Palotti dit den Prins mededeelde, en vandaar dan dat diens ondervraging voor Honthorst een toon van strengheid had, die tegen zijne gewone mildheid streed; maar toch de heuschheid van het afscheid liet Meester Gerard geen twijfel meer over, of zijne ophelderingen voldoende waren, en hem hadden gerechtvaardigd.

Zoo bleef Honthorst dan in de tegenwoordigheid der vorstelijke personen, zonder onrust voor zich zelven, maar toch wat verwonderd dat hij blijven moest; maar de omzichtige politiek van Frederik Hendrik had een getuige noodig bij een gesprek, waarvan de inhoud toch niet volstrekt geheim mocht blijven, zonder tot gissingen aanleiding te geven, die gevaarlijker waren dan de waarheid, waarop hij zich had voorbereid, en, was hij reeds door de strenge Contra-Remonstrantsche partij in Holland verdacht om zijne Franschgezindheid, het was zaak voor hem in dit oogenblik, de Katholieke Maria van Frankrijk niet als zijne geheime bondgenoote aangewezen te zien, en de getuigenis van den eerlijken Hollandschen schilder, wiens oprechte vaderlandsche zin zoowel gewaardeerd werd als zijn talent, was hier eene meer afdoende, eene meer geldende, dan die van hovelingen,