Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/227

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gesprek vol te houden, hetzij hij de Koningin verdacht van zich in dezen à froid op te winden, hij hernam:

— Ja, wat zal ik daartoe zeggen, Mevrouw! overdreven religie-ijver leidt tot bijstere uitsporigheden; maar wil U niet al te veel verdiepen in zoo lang verleden rampen; de vele jaren, die heengeloopen zijn over zulk feit, mogen toch in uw harte de rouwe ietwat minderen; mijne wellieve vrouwe moeder, door eene gelijke ramp getroffen, heeft ook ten laatste verzachting gevonden voor hare weduwlijke smarte… en stel u toch voor , ware geen stoute booswicht tusschenbeide gekomen, uw Heer gemaal zoude toch naar ’t gemeen beloop der natuur niet meer konnen leven! hij was immers zoovele jaren uw oudere, de Koning zaliger! en de wijze, waarop de Prins Maria aanzag, terwijl hij dit zeide, maakte dat zij in verwarring het hoofd moest afwenden, terwijl zij antwoordde:

— Het is dat altijd als ik Uwe Hoogheid zie, iets in wijze van zijn in uwe manieren en woorden, of wellicht in uw aard mij mijn grooten gemaal herinnert… Lacy! wat dreef mij toch te gelusten naar mijne kroning… sinds hij voorgevoel had dat de weduwsluier zich voor mij welhaast zou vasthechten aan dien gouden diadeem… ik ben de werkster van mijn eigen rampspoed!

Op dit punt gaf de Prins haar in zijn hart volkomen gelijk, maar niet dat zij het was door dat verlangen naar eene kroning, die wel middel, maar toch niet oorzaak was geweest tot Hendrik’s jammerlijken dood.

— De mensch wikt, God Almachtig beschikt, hernam hij ernstig; onder zijne bestieringen betaamt het ons het hoofd willig te bukken… mijne moeder…

— O! zij, zij was min beklagenswaard dan ik; zij stierf rustig in haar vaderland, ik zwerve als ballinge; zij wist zich door een stiefzoon geëerd, en zij had een zoon als Uwe Hoogheid… terwijl ik, ik… gij hebt het uit de laatste tijdingen verstaan, Prins! wat de mijne mij aandoet, en hoe hij onverzoenlijk is.

— Ei neen, Mevrouw! ei neen! Zijne Majesteit de Koning is niet onverzoenlijk; ’t is alleen maar de politiek van ’t oogenblik, die hem dwingt, licht tegen wil en wensch, zich dezen schijn te geven; ’t is alleenlijk een kwaad verloop, en een enkele om-