Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/229

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voor onze provinciën gevestigd heb op den duur van ’t bewind van dezen staatsman, sprak Frederik Hendrik met zulk eene naive bonhomie, als scheen hij er niets van te begrijpen, welk een slag hij haar toebracht met dat woord. Maar zij kon niet gelooven dat hij het zoo ernstig meende, als hij het uitte, zelve gewoon aan politieke veinzerij, en niet vreemd in die kunst, die door ontkenning van eene geheime samenstemming, des anderen gansche meening wil uitvorschen, eer hij de zijne geeft, dacht zij geraden te hebben dat Frederik Hendrik alleen dus sprak om tegenspraak uit te lokken, en ten slot te antwoordde zij dus: — Dan moet ik vreezen dat de beste hope van Uwe Hoogheid op wat wankelen grond rust; want… men zegt, daar zijn vele ontevredenen in ’t koninkrijk van mijn zoon op dit moment…

— Eilieve, ontevredenen! Maar, Mevrouw! wie heeft ooit geregeerd, of zal regeeren zonder ontevredenen te maken, doch wie acht daarop…

— In dezen zal men er op moeten achten, daaronder zijn de grootste prinsen des rijks…

— O! maar deze weet Uwe Majesteit zelve, zijn nooit in ernst gevaarlijk voor het hoogste gezag… zij twisten te veel onderling… zij laten zich van de algemeene belangen aftrekken door bijzondere gunsten… zij strijden eigenlijk om niets dan om voor zich zelve een goeden vrede te maken…

— Maar meent Uwe Hoogheid dan, dat het volk van Parijs zich zoo uitnemend beliefd vindt met een Richelieu?

— Uwe Majesteit kan begrijpen, dat er tusschen het volk van Parijs en mij.… niet wonder veel correspondentie bestaat zulks ik deszelfs geheime wenschen niet raden kan; alleen zoo ik uit de berichten der gezanten en uit de tijdingen, die onze geleerde heer de Groot naar zijne vrienden herwaarts overzendt, eenigszins oordeelen mag, zou het Zijne Majesteit Karel I niet kwalijk bekomen, zoo hij een Minister had, die zich dus goed met het volk wist te verstaan, als de Kardinaal… met het goede volk van Mijnheer uw zoon; — maar ziedaar trouwe al politiek te over tusschen een gastheer, die gekomen is om naar den welstand en naar het welnemen te vragen van zijne Koninklijke gast.