Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/239

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zou haar niet dus koel en strak hebben aangezien, als Maria de Medicis deed, terwijl zij Demoiselle d’Arcy daar aan hare voeten liet liggen als eene smeekende, zonder haar het woord te zeggen, dat haar vrijheid gaf tot spreken en hoop op verhooring.

Maar Lucienne, die toch uit zich zelve hare ootmoedige houding niet verlaten kon, trachtte zich te rechtvaardigen.

— Zijne Hoogheid moge mij vergeven! ik kon van die tegenwoordigheid niet weten, en ik meende Hare Majesteit alleen te vinden met den schilder… ik wist wel dat er dan voor anderen geen gehoor was; maar voor mij… voor mij… dacht ik… hoopte ik…

— Ja, gij hebt gelijk, onze gunst schonk u voorrechten, hernam de Koningin; maar is dit eene reden om ze dus te misbruiken…

— Ik moest die ditmaal gebruiken, mijne gebiedster! want als ik herhaal, ik word gedreven, ik vreeze men heeft mij snoode strikken gespannen…

— Daarin de onschuld toch niet verstrikt kan worden… sprak nu Mevrouw Fabroni, die tot in de opening der deur was gevolgd, maar toch zonder verlof der Koningin den voet niet over den drempel durfde zetten.

— Mevrouw Fabroni heeft gelijk, sprak Maria, nog altijd streng. Waarvan beschuldigt men u, Lucienne? rechtvaardig u; daar Zijne Hoogheid toch de stoornis vergeeft… zal ik u hooren, want zij zag wel, dat dit nog de kortste wijze zou zijn om de zaak af te doen, en nu eerst wenkte zij Lucienne om op te staan.

— Dit is mijn hoogste wensch, het eenige wat ik vraag, Mevrouw! hernam Lucienne ook wat fier en koel tegenover de strakke koelheid harer Vorstin; het betreft geene gunst, het betreft mijn recht, want ik ben onschuldig. En toen richtte zij zich op, zonder te bemerken dat de jonge Willem van Oranje toegeschoten was en haar hiertoe hoffelijk zijne hand wilde reiken.

— Wie kan anders wachten van zulk eene engelschoone jonkvrouw! riep de kleine Prins, terwijl hij, nevens haar staande, Lucienne met verrukking aanzag. En in waarheid, men kon rijper oordeel hebben dan hij, en met kalmer beschouwing op