Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/244

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Niet als zoodanig, maar wel als de beleedigde echtgenoot, die het geoorloofd was, zich te verzekeren van de bewijzen een er schuldige verstandhouding tusschen haar gemaal en… eene verleidster!

— Uwe Majesteit hoort hetnu zelve, sprak Lucienne; die ergerlijke aantijging neemt zij niet terug, zelfs niet voor uwe ooren…

— Kon ik beter bewijs geven voor de waarheid daarvan?

— Toch moet ik dit nog meer handtastelijk hebben, om aan zulken gruwel te kunnen gelooven van twee personen, die ik beiden mijne achting geve, sprak Maria koel; dat gebedenboekje zou de bewijzen inhouden eener oneerlijke betrekking tusschen Monsignore Fabroni en zijne pupil?

— Zoo zweer ik u! ja, Mevrouw! en zoo dit woord niet genoeg is, laat Mejonkvrouw d’Arcy zelve zeggen, waarom het verlies er af dus bitterlijk betreurt, en waarom het haar dus in jammerlijke onrust brengt…

— Lucienne! zeg mij dat, sprak de Koningin met goedheid tot deze, want zij kon niet gelooven aan de ongehoorde schuld waarvan het jonge meisje werd betigt.

— Ik kan niet, Mevrouw! ik mag niet, al moet men mij ter dood toe beleedigen… niet zonder toestemming van den Vicomte durf ik het uitspreken.

— Uwe Majesteit hoort het nu zelve! sprak Mevrouw Fabroni triomfeerend.

— Dat is in trouwe allerzonderlingst, sprak de Prins bedenkelijk, en dat kan de verklaring nu nog eene gansche wijle ophouden, want die heer, als ik meene, bevindt zich in den Haag.

Honthorst, die. als men denken kan, dit gansche tooneel met de innigste belangstelling had gadegeslagen was zachtkens achter den stoel der Koningin genaderd, en zich naar haar heenbuigende, zooveel de eerbied het slechts veroorloofde, sprak hij haastig en zacht:

— Naar mijn simpel verstand, was hier snel een goed einde te maken.

— En hoe toch? vroeg Maria op denzelfden toon.

— Zoo Uwe Majesteit Mevrouw Fabroni beval, dat bewust boeksken voor te brengen; bij onderzoek zou instantelijk blijken wat er van de betichting waar was…